Boekrecensie

Titel: De belofte van genezing: Is genezing altijd de wil van God?
Auteur: Richard Mayhue
Nederlandse vertaling:
Uitgeverij: Medema
Vaassen, 1999
(Amerikaanse editie 1997)
ISBN 90 6353 293 -8
Pagina's: 295
Prijs: ƒ 34,95

Recensie door dr. M. J. Paul - 18 augustus 1999

Belang benadrukt van gebed en Gods soevereiniteit

De belofte van genezing

„Sommige mensen zeggen dat God nooit op een wonderbaarlijke wijze geneest. Ze stoppen bijna de daden van God in een doosje. Andere mensen zeggen dat God wil dat iedereen wordt genezen. Ook zij proberen God in een doosje te stoppen.” Met deze woorden beschrijft de bekende, invalide auteur Joni Eareckson-Tada de houding van christenen om haar heen. De een bepleit berusting, de ander geeft aan dat bij een groot geloof er zeker genezing volgen zal.

Maar wat zegt de Schrift? In het boek ”De belofte van genezing” gaat Richard Mayhue na wat de Bijbel aanreikt over ziekte en genezing. De ondertitel bestaat uit een vraag: Is genezing altijd de wil van God? In de loop van het boek wordt deze vraag ontkennend beantwoord. Om tot dit antwoord te komen bespreekt de auteur veel 'halve waarheden', zoals „Aangezien Christus is gestorven voor jouw ziekte en zonde, kun je van beide worden bevrijd”; „Als je genoeg geloof zou hebben, zou je worden genezen” en „Aangezien God wil dat je gezond bent, moet je nooit bidden „Uw wil geschiede” als het gaat om genezing”. Vervolgens gaat Mayhue na wat er gebeurt op de vele genezingsbijeenkomsten die in Amerika worden georganiseerd.

Om daar meer zicht op te krijgen, heeft hij aan André Kole gevraagd een bijdrage te schrijven. Kole is een van de meest vooraanstaande goochelaars en illusionisten ter wereld. Hij (christen) en James Randi (atheïst) hebben veel trucs ontmaskerd die door zogenaamde gebedsgenezers worden gebruikt. Kole heeft ook een gesprek met Benny Hinn gehad, om te vragen naar gedocumenteerde genezingen, maar na maanden wachten kwam er nog geen respons.

Waarschuwingen
Het boek van Mayhue is geschreven in een Amerikaanse setting, waarbij televisiedominees een bekend verschijnsel zijn en waarbij tal van genezingscampagnes gehouden worden. Tegen die achtergrond is het goed dat de auteur veel waarschuwingen laat horen. Met de hoofdgedachte van de auteur ben ik het eens: er is geen belofte dat christenen zullen genezen als ze maar voldoende geloof hebben. Maar op allerlei onderdelen ben ik zo vrij met de auteur van mening te verschillen.

1. Mayhue vindt dat een wonderbaarlijke genezing in deze tijd geheel moet lijken op de genezingen die Jezus verricht heeft. Ze moeten onmiddellijk zijn, voor honderd procent succesvol, zonder een periode van herstel, permanent en ook losstaand van medische zorg (blz. 62). Wie dergelijke zware criteria aanlegt, zal inderdaad weinig of geen wonderbaarlijke genezingen aantreffen bij gebedsgenezers. Maar er valt te discussiëren over deze zware norm.

2. In een hoofdstuk over ziekenzalving beweert de auteur dat deze handeling nog steeds mag plaatsvinden binnen de christelijke gemeente. Overigens: alleen bij zieken thuis en niet in een samenkomst van de gemeente. Die zalving geldt niet voor alle zieken die daarom vragen, maar alleen voor hen bij wie er een duidelijke relatie is tussen zonde en ziekte. In die gevallen vindt er schuldbelijdenis plaats en mogen de ouderlingen zalven als teken van vergeving van zonde en vervolgens mag genezing verwacht worden. Maar is deze uitleg terecht? Mayhue redeneert vanuit de tekst „en zo hij zonden gedaan zal hebben” en maakt daar een voorwaarde van. Het staat er echter alleen maar als mogelijkheid. Bovendien begint Jakobus hier niet mee, in de trant van: „En als iemand door een bepaalde zonde ziek geworden is”, maar hij schrijft eerst heel algemeen over ziekte. Hier wreekt zich de gebrekkige kennis die de auteur heeft van de vroegchristelijke kerk. Daar is men geheel anders omgegaan met deze tekst dan hij nu aangeeft (zie hiervoor mijn boekje ”Vergeving en genezing”).

3. Mayhue is erg vlug klaar met de „gaven van genezingen” zoals deze in 1 Korinthe 12 voorkomen. Hij durft te schrijven dat er niet de geringste aanwijzing is dat deze gaven zich na 59 na Christus manifesteren; ze waren een tijdelijk teken, dat door God werd gebruikt om de apostelen te bevestigen. Maar hier rijst de vraag: Wat moeten we dan met de apostolische oproep om dergelijke gaven na te jagen (1 Korinthe 12:31 en 14:1)?

4. De auteur weet in een paar bladzijden te vermelden dat demonische belasting bij wedergeboren christenen niet mogelijk is en verwijst bij dit controversiële onderwerp naar diverse voor- en tegenstanders. Hier mis ik het belangrijke werk van Jessie Penn-Lewis, die in het boek ”War on the Saints” zeer veel materiaal verzameld heeft over de geestelijke opwekking die begin deze eeuw in Wales plaatsvond.

Gebed
Het boek van Mayhue bevat waardevolle correcties op voornamelijk Amerikaanse toestanden. In de hoofdlijn ben ik het met de auteur eens: terecht wijst hij op het belang van gebed en op de soevereiniteit van God; in veel details vind ik hem te eenzijdig. Helaas is de literatuur niet op de Nederlandse situatie afgestemd. Het tekstenregister bevat helaas geen paginanummering. De praktische bijdragen van Joni Eareckson en de bekende anticharismaticus John F. MacArthur vormen een lezenswaardige aanvulling op de uiteenzettingen.