Boekrecensie

Titel: Onderzoekers en gelovigen
Auteur: J. Tennekes

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1999
ISBN 90 242 9367 7
Pagina's: 155
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door dr. C. S. L. Janse - 4 augustus 1999

Methodologisch agnosticisme is geen neutraal uitgangspunt

Religie als voorwerp van onderzoek

Wat valt te zeggen van de wijze waarop in de sociale wetenschappen omgegaan wordt met de religie? Officieel stellen onderzoekers (hetzij religieus of niet-religieus) zich op een neutraal standpunt. Zij spreken zich niet uit over het realiteitsgehalte van de geloofsovertuiging van de groepering die zij onderzoeken. Maar betekent dat niet dat men in feite het meest wezenlijke van het geloof buiten beschouwing laat? Fungeert het methodologisch agnosticisme niet als een impliciete ontkenning van het Godsbestaan? In zijn boek ”Onderzoekers en gelovigen” stelt dr. J. Tennekes deze problematiek aan de orde.

De verhouding tussen geloof en sociale wetenschap heeft dr. J. Tennekes, hoogleraar culturele antropologie aan de VU, al geruime tijd beziggehouden. Het is ook een belangrijke problematiek, zeker voor iemand als Tennekes, die zichzelf als meelevend christen beschouwt.

In zijn boek ”Onderzoekers en gelovigen, kritische kanttekeningen bij de sociaal-wetenschappelijke bestudering van het christendom” probeert hij meer duidelijkheid te krijgen over deze vragen. Of hem dat echt gelukt is, staat te bezien. Maar het is ook een moeilijke materie en het is van groot belang dat die thans van binnen uit (door een ervaren antropoloog) aan de orde wordt gesteld.

Als antropoloog ervaart de hervormde VU-hoogleraar „vaak een grote spanning tussen de 'waarheid' van het christelijk geloof en de 'waarheid' van sociaal-wetenschappelijke inzichten omtrent religie in het algemeen en christendom in het bijzonder”. Als men voorbijgaat aan de vraag of de werkelijkheid waar christelijke geloofsvoorstellingen over gaan ook bestaat, doet men dan wel recht aan de empirische realiteit van die religie? Blijft op die manier het belangrijkste van het christelijk geloof niet onderbelicht?

Wiersinga en Anselmus
Hoe ver kun je gaan in de wetenschappelijke interpretatie en duiding van religieuze voorstellingen? Dat is een zaak die niet alleen beoefenaars van de sociale wetenschappen betreft. Tennekes citeert in dit verband de theoloog Wiersinga, die de verzoeningsleer van Anselmus van Canterbury (onmiskenbaar een centraal leerstuk van de christelijke orthodoxie) verklaart uit de sociale structuur van de feodale maatschappij. Anselmus zou God gezien hebben als een grootgrondbezitter die ervoor moest zorgen dat elke overtreding in zijn domein gestraft werd en de belediging werd goedgemaakt.

Bij sociaal onderzoek is er vaak een ingrijpend verschil tussen de visie van de onderzoekers op de sociale werkelijkheid en het beeld dat de onderzochten er zelf van hebben. In het bijzonder is dat het geval als het gaat om de religie.

Ook al beklemtonen onderzoekers dat zij op geen enkele manier uitspraken willen doen over het waarheids- en werkelijkheidsgehalte van religieuze voorstellingen, toch blijven die zaken niet buiten schot. Wanneer religie geïnterpreteerd wordt als sociaal verschijnsel, gaat daar altijd de suggestie van uit dat die religie inderdaad niet meer is dan een deel van de sociale constructie van de werkelijkheid.

„Onderzoek dat zonder God begint, komt ook altijd zonder God uit”, zo schrijft Tennekes ergens. Vandaar dat hij dat schijnbaar neutrale uitgangspunt wil doorbreken.

Tweeërlei geloof
Zijn boek bevat meer belangrijke uitspraken, die men met instemming kan lezen. Hij weet van het verschil tussen geloof als een ”voor waar houden” en geloof als een ”zich toevertrouwen aan God”. Daarom is geloofsoverdracht (geloof in de tweede betekenis) in feite een even onmogelijke term als liefdesoverdracht. Het hart moet immers aangeraakt worden.

Tegelijkertijd presenteert hij zich als een modern christen, wie veel van de traditionele zekerheden ontvallen zijn. Hij distantieert zich ook duidelijk van de bevindelijk gereformeerden. „Voor veel christenen is deze vorm van christendom een volstrekte pervertering van het evangelie.” Dat weten we dan ook weer.

Tevens moet hij constateren dat progressieve christenen er veel minder in slagen de jongere generatie te binden dan de conservatieve richting. Dat probleem van de geloofsoverdracht is een ander thema dat in dit boek aan de orde komt.

Doordat progressieve christenen volop in de wereld leven, is de maatschappelijke basis voor de reproductie van de christelijke traditie in hun kring sterk versmald. Die is niet meer nodig om erbij te horen.

Bovendien zijn zij onder invloed van de moderne cultuur bezig het christendom als het ware opnieuw 'uit te vinden'. De oude vragen vinden zij vaak niet meer relevant en de oude antwoorden voldoen meestal niet meer. Dat leidt tot een grote mate van pluraliteit.

Religieus belang
Daar komt bij dat bij hen het religieuze belang van het geloof verminderd is. Tennekes wijst daar met nadruk op. „De gedachte aan de hel als een serieus te nemen optie voor het hiernamaals” is onder progressieve christenen verdwenen. Het geloof is daarmee niet meer zo van levensbelang als vroeger het geval was.

Hij heeft sterk de indruk dat de meeste mensen die actief zijn in progressieve kerken, daar niet zijn opgegroeid, maar grotendeels afkomstig zijn uit de kring van conservatieve christenen. Voor wie in een progressief milieu is opgegroeid, geldt in veel gevallen dat het allemaal niet meer zo nodig hoeft. Dat zijn geen onbelangrijke conclusies, zeker niet omdat ze uitgesproken worden door iemand die zelf tot dat milieu behoort.