Boekrecensie |
Titel: Op betrouwbare grond. Over ontstaan en gezag van het Nieuwe Testament Auteur: drs. G. van den Brink Uitgeverij: Barnabas Heerenveen, 1999 Pagina's: ISBN 90 5030 951 8, 84 Prijs: 24,95
|
Recensie door ds. C. den Boer - 21 juli 1999
Historisch-kritische theologie heeft niet het laatste woord
Vragen rondom schriftgezagOnder de titel Op betrouwbare grond verscheen onlangs een instructief boekwerkje over het ontstaan en het gezag van het Nieuwe Testament. De auteur is drs. G. van den Brink, onder meer bekend als redacteur exegese van de 16-delige Studiebijbel. De auteur ziet kans om in kort bestek een aantal kernvragen te behandelen die te maken hebben met de vraag hoe betrouwbaar het getuigenis van het Nieuwe Testament is. Het eerste hoofdstuk gaat over het synoptisch probleem. Zijn de eerste drie evangeliën literair afhankelijk van elkaar? Van den Brink noemt dat een theorie. De verregaande overeenstemming tussen die evangeliën is historisch gezien goed te verklaren uit het feit dat de schrijvers (wellicht mede met behulp van door hen in het Grieks geschreven aantekeningen) net als hun tijdgenoten een verbazingwekkend herinneringsvermogen hadden. Onder de inspirerende leiding van de Heilige Geest (Joh. 14:26) hebben zij de woorden en daden van de Heere Christus exact kunnen opschrijven. Van historisch onbetrouwbare informatie is hier geen sprake. Vervolgens schrijft Van den Brink over de verschillen tussen de synoptische evangeliën en in een volgend hoofdstuk over de achtergrond van het evangelie naar Johannes. Niet de gnostiek maar de oudtestamentische wijsheidsleer (Spr. 1 en 8) en de daarop stoelende wijsheidstheologie van Jezus Sirach 24 moet volgens Van den Brink gezien worden als de bron van herkomst van wat in het evangelie naar Johannes geschreven staat over het neerdalen en opvaren van de Zoon des Mensen.
Messiaans Er is een aantal bladzijden over de canonvorming van het Nieuwe Testament (hoe kregen de nieuwtestamentische geschriften gezag?): De canon is geen produkt van de kerk, maar behoort tot de vooronderstellingen van de christelijke gemeente en is dus een geschenk aan de kerk van Christus. Dan nog een hoofdstuk over de inspiratie van de Schrift, waarin de auteur blijk geeft van een schriftgeloof dat direct herkenbaar is voor reformatorische christenen (NGB, art. 2-7). Het laatste hoofdstukje gaat over velden van exegetisch onderzoek, voor de minder theologisch geschoolde lezer tamelijk pittig.
Helder Op deskundige wijze laat Van den Brink zien dat wat in historisch-kritische theologieën te berde wordt gebracht, zeker niet het laatste woord heeft. Voor mij een reden om de auteur toe te wensen dat deze uitgave velen tot rijke zegen mag zijn.
|