Recensie door ds. H. W. Riphagen - 23 juni 1999
Kruipen over
gebroken glas
Enkele jaren geleden hield ik samen met ds. J. J. Poort een lezing over Het lijden. Hoewel ik als ziekenhuispastor dagelijks met het lijden in aanraking kwam, sprak ik toch óver het lijden. Meer als toeschouwer dan als deelnemer. Dat lag bij collega Poort duidelijk anders: hij sprak duidelijk vanuit de beleving van het lijden.
Ik moest hier weer aan denken bij het lezen van het boek De tranen van God, geschreven door Joni Eareckson Tada en Steven Estes. De ondertitel geeft het thema aan: de betrokkenheid van God bij ons lijden. De schrijvers verklaren de titel als volgt: Dit boek gaat over de tranen die God plengt om de pijn en het verdriet van ons mensen, over hoe Hij meevoelt in onze angst en over de liefde die Hem ertoe brengt ons te laten lijden. Joni is bij velen bekend door de boeken die zij over haar persoonlijke beleving van het lijden geschreven heeft. Als gevolg van een ongeluk bij het zwemmen liep zij een dwarslaesie op. Steven Estes is voorganger van de Community Evangelical Church in Elverson, Pennsylvania.
Onbegrijpelijk lijden
In dit boek staat de vraag centraal of we kunnen belijden dat God goed is als we het intense, onbegrijpelijke lijden zien dat mensen moeten ondergaan. Wie is deze God die van ons verlangt dat we over gebroken glas kruipen, als we van Zijn gezelschap willen genieten (blz. 32).
Het eerste hoofddeel van het boek is van de hand van Steven Estes. Hij gaat in op de vraag: Wie is deze God? Is het de bedoeling van deze God dat ik lijd? In een viertal stellingen geeft hij zijn conclusie: Het is Gods bedoeling dat alle christenen, soms intens, lijden, ondanks het feit dat Christus voor ons gestorven is. Daarbij is Gods plan specifiek, dat wil zeggen dat elke beproeving op maat gemaakt is. Dat heeft God in Zijn wijsheid en liefde reeds van eeuwigheid bepaald. Daarbij is het belangrijkste doel van Gods plan om ons van de zonde te bevrijden. Door het lijden wil Hij ons leren onze zonden te haten en geestelijk te groeien en Hem lief te hebben. We zullen God danken in de hemel voor de beproevingen die Hij ons gegeven heeft.
Ik heb mijzelf de vraag gesteld waarom het gedeelte dat door Steven Estes geschreven is, bij vlagen ergernis bij mij opriep. Dat heeft te maken met de joviale, al te populaire wijze waarop hij over God schrijft. Het zijn woorden van iemand die het allemaal zo goed weet en dat in heel vlotte verpakking wil doorgeven. Voor mij doet deze stijl afbreuk aan de inhoud van dit boek. Daarbij komt ook de belerende toon van de betweterige leraar, die andere opvattingen niet tolereert.
Levende hoop
In het tweede hoofddeel gaat Joni in op de vraag: Waar is God opuit?, ofwel de vraag naar het waarom van het lijden. Het lijden heeft geen betekenis in zichzelf. Het krijgt alleen zin in de context van de relatie, en dan vooral in de relatie met God. Joni gebruikt dan het beeld van God als Beeldhouwer, die ons met Zijn hamer en beitel gaat modelleren tot het beeld van Christus. De bedoeling is dat wij daarbij God Zijn gang laten gaan. Geloof in het lijden is een doodlopende weg, maar geloven in de Beeldhouwer betekent levende hoop (blz.127). Het gaat daarbij uiteindelijk om de kennis van Christus. Hij moet het middelpunt in ons lijden zijn.
Daarbij is de gelovige stelregel: Twijfel in het donker nooit aan iets waarin je geloofde toen het licht was. Hier is iemand aan het woord die door de worsteling en de pijn van het lijden is heengegaan en nog dagelijks de pijn ervan ervaart.
Gebed en worsteling
Dit boek geeft veel om over na te denken (zoals trouwens zo veel boeken die over het lijden handelen). Het roept ook heel wat vragen op. Vragen die ook de schrijvers niet uit de weg gaan. Naar mijn idee wordt het lijden wel in een heel positief licht geplaatst. God verlangt van al Zijn kinderen dat zij lijden, ongeacht tot welk volk ze behoren en hoe ze leven. Niet lijden betekent een stuurloos paard te worden of te zijn.
Mijn vraag is ook wat de plaats van de boze in dit geheel is. Er wordt gezegd dat God de opdracht tot het lijden is, maar niet zelf de uitvoerder hoeft te ziijn. Wat is het verschil tussen iets toestaan en ergens de opdracht toe geven? Deze vraag wordt wel gesteld, maar ook hier horen we niet echt een antwoord. Heel opvallend heb ik in dit alles de plaats van het gebed gemist als de dragende kracht, maar ook de worsteling in het lijden. Zij die de worsteling van het lijden aan de lijve ondervinden, zullen zich vooral door Joni aangesproken weten. Moeite heb ik met de opvatting dat hoemeer we ons vertrouwen in onze pijn op God stellen, hoe groter de beloning en de blijdschap in de hemel zal zijn. Hier wordt het lijden bijna als een voorwaarde gesteld tot een hemelse beloning.
|