Boekrecensie

Titel: Een andere geschiedenis van de filosofie
Auteur: Robert C. Solomon en Kathleen M. Higgins

Uitgeverij: Wereldbibliotheek
Amsterdam, 1999
ISBN 90 284 1824 5
Pagina's: 381
Prijs: ƒ 59,50

Recensie door dr. O. W. Dubois - 9 juni 1999

Erasmus „door diepzinnigheid, nederigheid en humor ideale filosoof”

Vragen naar de ordening van de wereld

Filosofie begint met de verwondering over de veelheid van verschijnselen die zich aan ons voordoen en die wij in een hoger en bezield verband willen plaatsen. Is er een leidend principe en hoe vinden wij dit? Filosofie is een existentiële aangelegenheid die iedereen kan raken.

Momenteel is de beoefening der filosofie dermate specialistisch geworden dat zij slechts voor nog weinigen toegankelijk is. De Amerikaanse hoogleraren Solomon en Higgins betreuren dit. Filosofie stelt immers wezenlijke vragen en thema's aan de orde die voor iedereen van belang zijn, zo schrijven zij in hun inleiding. Vanuit deze opvatting beschrijven zij de geschiedenis van de filosofie, waarbij zij zich niet beperken tot die van het Westen, maar de blik ook op andere werelddelen richten. In deze twee betekenissen wil dit boek een ándere filosofiegeschiedenis zijn.

De opbouw is thematisch-chronologisch en de stof is ondergebracht in vier delen. Het eerste deel behandelt de zoektocht van de klassieke filosofie naar de ordening van de wereld en de kosmos, het tweede de religieuze en middeleeuwse filosofie, het derde de spanning tussen wetenschap en geloof sinds de zeventiende eeuw, terwijl in het laatste deel onder de noemer van modernisme naar postmodernisme twintigste-eeuwse ontwikkelingen worden besproken. We geven een impressie van de inhoud.

Plato
Tussen de zesde en de vierde eeuw voor Christus werden op verschillende plaatsen ter wereld nieuwe vragen gesteld. Griekse denkers zochten naar de ordening van de natuur, Confucius naar die van de samenleving en Boeddha mediteerde over de wegen tot verlossing van het lijden.

Aan het begin van het idealisme staat Plato. Voor Plato waren de xxIdeeën van het goede, schone en ware de echte werkelijkheid, waarvan de onze slechts een flauwe weerschijn is. Plato's leer is een verheven leer en zijn vooronderstelling van een transcendente werkelijkheid had verwantschap met het christelijk idee van God als de Bron van alles. Grote denkers zoals Augustinus –van wie de auteurs heel treffend opmerken dat sinds diens ”Belijdenissen” het innerlijk leven van de geest het hoofddoel van het westerse denken is geworden– streefden dan ook naar een samengaan van platonisme en christendom.

Van de middeleeuwse filosofie is Thomas van Aquino de grote figuur. Hij probeerde het wetenschappelijke denken van Aristoteles –naast Plato de tweede grote figuur van de Griekse filosofie– te verbinden met het christelijk geloof, een streven dat als een rode draad door de filosofie zou blijven lopen.

Grenzen van de rede
Met de Reformatie begon een nieuw tijdvak van de Europese geschiedenis. Ingegaan wordt op de betekenis van Luther en Calvijn, alsmede van Erasmus, die vanwege zijn diepzinnigheid, vrijheid, nederigheid, oprechtheid en humor, voor de schrijvers een voorbeeld is van een ideale filosoof. Bewondering oogst ook Spinoza, van wie gezegd wordt dat hij mensen nader tot God en elkaar wilde brengen. Veel waardering krijgen eveneens de zestiende-eeuwer Montaigne en de zeventiende-eeuwer Pascal. Deze laatste, wiens diepzinnige ”Pensées” tot op de dag van vandaag gelezen worden, was overtuigd van de beperktheid van de menselijke rede. Dit was niet het geval bij zijn land- en tijdgenoot Descartes, die gezien wordt als de vader van de moderne filosofie, van de autonomie van de rede.

De grote achttiende-eeuwse filosoof Kant tastte de grenzen van de rede af en maakte een scherp onderscheid tussen de wereld van de zintuiglijke ervaring die door de wetenschap ontleed kan worden en de wereld die aan gene zijde van onze ervaring ligt: God, vrijheid en onsterfelijkheid van de ziel. Zo konden geloof en rede elk hun eigen plaats behouden en hoefde niet, zoals bij Franse Verlichtingsdenkers als Voltaire, het eerste opgeofferd te worden aan het laatste. Kant vroeg tevens naar de verhouding tussen de wereld en onze waarneming. De zintuiglijke ervaring komt weliswaar eerst, maar omdat onze geest hierin ordening en structuur aanbrengt, moet misschien gezegd worden dat de wereld vooral onze voorstelling is.

Theorie van de wil
De romanticus Schopenhauer sloot zich in dezen min of meer aan bij Kant, maar ontwikkelde daarnaast een geheel eigen theorie van de wil. Deze is een blinde natuurkracht en de oorzaak van al ons lijden. Ontsnapping hieraan is slechts mogelijk door de esthetische ervaring en volledige verzaking van de wil, zoals het christendom en het boeddhisme dit prediken. Nietzsche daarentegen predikte juist de heroïsche aanvaarding van het leven en verwierp de ethiek van het christendom, zijns inziens een moraal voor zwakken.

Het idealisme en de felle kleuren van de negentiende eeuw zijn vreemd aan de twintigste-eeuwse rationaliteit en logica van filosofen als Husserl en Russell. Tegelijkertijd kwamen echter de grenzen hiervan in zicht. Freud ontdekte de diepten van de psyche (zijn ”Es” is verwant aan de wil van Schopenhauer, iets waar de auteurs niet op wijzen), terwijl de omstreden filosoof Heidegger eveneens oog had voor de diepte en tragiek van het menselijk leven, dat hij omschreef als een „tot-de-dood-zijn.”

Passend in hun opzet om ook het niet-westerse denken te behandelen, geven de auteurs ook een overzicht van het gedachtegoed van voorheen gekolonialiseerde werelddelen zoals Azië en Afrika, waar vooral de vraag naar het eigene van volk en natie wordt gesteld. Tevens wordt enige aandacht besteed aan feministische filosofie en de gedachtewereld van New Age. Toegevoegd zijn een beknopte bibliografie en een overzicht van Nederlandse vertalingen van belangrijke filosofische teksten.

Ortega en Dooyeweerd
De auteurs hebben inderdaad een breed opgezette filosofiegeschiedenis geschreven, al is deze minder uniek dan zij pretenderen en blijft hun boek in grote lijnen binnen de traditionele westerse kaders. Een lacune is het ontbreken van de Spaanse cultuurfilosoof José Ortega y Gasset (1883-1955), die in zijn tijd, mede door zijn werk ”De opstand der horden” (1933), een analyse van en waarschuwing tegen de niet aan klasse of stand gebonden redeloosheid en platvloersheid van het openbare leven, veel invloed heeft uitgeoefend. Voor Nederland ontbreekt helaas de ook in het buitenland bekend geworden Herman Dooyeweerd (1894-1977), ontwerper van de ”Wijsbegeerte der wetsidee”, een wijsgerig stelsel dat uitgaat van de religieuze vooronderstelling van alle wijsbegeerte en van de éne en ondeelbare werkelijkheid. Beide originele filosofen hadden heel goed in dit overzicht gepast. Elk heeft zich op persoonlijk betrokken wijze met echte levensvragen beziggehouden. En voor de auteurs was dit immers een criterium voor zinvolle beoefening der filosofie.

In elk boek staan wel kleine vergissingen. Zo ook hier. De Franse historicus Jules Michelet (1798-1874) is geen achttiende-eeuwse, maar een negentiende-eeuwse historicus. Deze opmerkingen zijn slechts opmerkingen in de marge. Voor het boek als geheel heb ik veel waardering. Op interessante en levendige wijze wordt hier een beeld gegeven van de aloude filosofische vragen naar de ordening van de wereld en de bestemming van de mens.