Boekrecensie

Titel: De messiaanse weg: van Jesjoea van Nazaret tot de Christus van de Kerken
Auteur: C. J. den Heyer

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1998
ISBN 90 242 9358 8
Pagina's: 430
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door dr. M. J. Paul - 19 mei 1999

Dr. Den Heyer en het raster van de ongelovige wetenschap

Een reconstructie van een trilogie

In de jaren 1983 tot 1991 heeft prof. dr. C. J. den Heyer onder de titel ”De messiaanse weg” een trilogie laten verschijnen. Onlangs is een bewerkte herdruk in één deel verschenen. De ondertitel luidt: ”Van Jesjoea van Nazaret tot de Christus van de Kerken”. Hiermee geeft de auteur aan dat er een proces is geweest van omvorming en nadere duiding: de Christus van de Kerken is niet terug te vinden in het Nieuwe Testament.

Den Heyer behandelt eerst in elf hoofdstukken het Oude Testament en buitenbijbelse geschriften uit het Jodendom. Daarna gaat hij naar het Nieuwe Testament. Hij oriënteert zich breed en betrekt zo veel mogelijk geschriften en overleveringen bij zijn reconstructie van de wording van de christologie. Bij de behandeling van Qumran ontbreekt helaas een bespreking van het belangrijke document 4Q246, dat sinds 1992 beschikbaar is. Daarin is sprake van de titels ”Gods Zoon” en ”Zoon van de Hoogste”.

Het is niet nodig hier in te gaan op de conclusies van Den Heyer. De laatste jaren hebben die in kerkelijke kring stof genoeg doen opwaaien. Belangrijk is het om te constateren hoe hij tot die conclusies gekomen is. Dat heeft alles te maken met de schriftbeschouwing. Den Heyer heeft zich ver verwijderd van de klassieke gereformeerde bijbeluitleg die in vroeger jaren aan de Theologische Universiteit in Kampen gehanteerd werd. Daarentegen citeert hij veel vertegenwoordigers van wat we kunnen noemen „het historisch-kritisch bijbelonderzoek”. Op bladzijde 25 wordt zelfs gezegd dat zo een „onbevooroordeelde lezing” mogelijk is.

Reconstructie
Op grond van deze methode wordt geprobeerd het eigene van elk bijbelboek te reconstrueren; daarbij moet rekening gehouden worden met de subjectieve inbreng van de auteurs en met latere bewerkingen. Ook is het mogelijk dat bijbelschrijvers zich vergist hebben. Dit oordeel wordt onomwonden geveld bij de geschriften van Haggaï en Zacharia.

Ook is het volgende citaat illustratief: „Het lijdensverhaal bevat geen ooggetuigeverslag van de gebeurtenissen in de laatste week in Jeruzalem. Het vertelt geen geschiedenis, maar tracht een theologische verklaring te geven. Aan het feit dat Jesjoea werd gearresteerd en enkele uren later gekruisigd, behoeft niet te worden getwijfeld. Voor het overige is het lijdensverhaal geen historisch relaas. Jesjoea uit Nazaret zal met zijn leerlingen de seder-maaltijd hebben gehouden. Dat is zeker, maar wat daar is gezegd en gedaan, blijft onzeker. Zij die aanwezig waren, hadden hun herinneringen, maar die herinneringen werden 'gekleurd' door wat naderhand gebeurde: arrestatie, kruisiging en opstanding. Achteraf beseften zij dat die seder-maaltijd een ander verloop had gehad dan traditioneel gebruikelijk was.”

Vooronderstelling
Aan het eind van het boek staat de vraag: Was Jezus de Messias? Het antwoord van Den Heyer luidt: „Uit de vier evangeliën valt af te leiden dat hij zichzelf nooit de Messias genoemd heeft.” Deze stelling kan alleen maar gehandhaafd worden als we bepaalde passages voor onhistorisch houden.

Wie de vooronderstellingen van de auteur niet deelt, zal ook met de conclusies moeite hebben. Gelukkig verschijnen er in deze tijd ook studies met andere uitgangspunten, zoals P. Barnetts ”Historische zoektocht naar Jezus” (1998). Barnett wil laten zien dat de kloof die door het moderne bijbelonderzoek wordt aangebracht tussen de historische Jezus van het wetenschappelijk onderzoek en de kerkelijke prediking aangaande Christus niet echt bestaat, maar het resultaat is van de scepsis van de schriftkritische theologen.

Het boek van Den Heyer is interessant als overzicht van wat in de wetenschappelijke wereld gaande is, maar lijkt mij geen betrouwbare gids als het gaat over het verstaan van de boodschap van Jezus Christus. Wie het raster van de (ongelovige) wetenschap legt op de teksten, krijgt slechts een deel van de werkelijkheid te zien. Je kunt dan wel spreken van een „weg”, maar het is tevens een weg van Jezus vandaan.