Boekrecensie

Titel: De God antwoordende mens; exegetische studie van Romeinen 3:21-8:39
Auteur: Pieter K. Baaij

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 1998
ISBN 90 5030 968 2
Pagina's: 761
Prijs: ƒ 79,-

Recensie door prof. dr. J. van Bruggen - 19 mei 1999

Wankele exegese over de Romeinenbrief

Paulus in het Nederlands

Paulus, de apostel. Wij kennen hem. Uit zijn redevoeringen in Handelingen en uit zijn brieven. Voor ons schrijft hij in het Nederlands. Zestiende-eeuws of twintigste-eeuws, maar in ieder geval Nederlands. We hebben daar als christenen in dit land ook genoeg aan. Dominees moeten Grieks leren, omdat dit de oorspronkelijke taal van het Nieuwe Testament is. Wanneer het erop aankomt, moet je de grondtekst kunnen raadplegen. Dan zijn er ook nog de bijbelverklaringen. Mensen die het Grieks kunnen lezen, maken ons de Nederlandse vertaling nog duidelijker dan ze vaak al is. Daarom grijpen belangstellende gemeenteleden graag naar commentaren.

Dit geldt vooral als het om een wat moeilijker brief van Paulus gaat. Romeinen is daar een goed voorbeeld van. En sinds kort zijn we een uitleg van Romeinen rijker. Het boek is geschreven door dr. Pieter K. Baaij, die ook al promoveerde op Romeinen (hoofdstuk 7). Zijn boek is dik genoeg: 761 bladzijden! Toch is het nog niet een commentaar op de hele brief aan de Romeinen. Het gaat alleen maar over een gedeelte en wel Romeinen 3:21 tot 8:39. Dit is nog niet de helft van de brief! Is Romeinen dan zo moeilijk?

Complex
We kunnen niet ontkennen dat Romeinen een moeilijke brief is, maar er moet wel meteen bij worden gezegd dat dr. Baaij het nog veel moeilijker maakt dan het al is. Wat is namelijk het geval? Dr. Baaij heeft als diepe overtuiging dat deze brief aan christenen te Rome eigenlijk geschreven is in het Hebreeuws. Tenminste, in Paulus' hoofd. Hij heeft in zijn gedachten een Hebreeuwse brief geschreven en die toen vertaald in het Grieks op papier. Dr. Baaij gaat nu van de papieren brief terug naar de brief in Paulus' hoofd. En dat is een vrij ingewikkelde operatie!

Het gevolg is een heel gecompliceerd boek. Reeds bij het eerste doorbladeren valt het op dat er niet alleen veel Grieks in staat, maar ook heel veel Hebreeuws. Dat is verrassend: het lijkt op het eerste gezicht meer een commentaar op een oudtestamentisch boek, maar dat is toch niet de bedoeling.

De gemiddelde lezer van deze krant zal dit boek niet gemakkelijk kunnen verwerken: daarvoor doet het te veel een beroep op Grieks en Hebreeuws. En daarvoor is de opzet ook te ingewikkeld en te uitgebreid.

Spoor
Anderzijds zal juist bij de gemiddelde lezer de nieuwsgierigheid toenemen: komen wij Paulus misschien beter op het spoor wanneer wij zijn (Hebreeuwse) gedachten lezen? Met het antwoord op deze vraag staat of valt het boek. Dit is namelijk gebaseerd op de gedachte dat Paulus in het Hebreeuws dacht en dat dit iets uitmaakt. Deze grondstelling van dr. Baaij, hoewel met veel verve verdedigd in zijn proefschrift en nu opnieuw in dit commentaardeel, staat open voor veel kritiek.

Op het eerste gezicht lijkt het wel even interessant, rekening te houden met de geboortetaal van een schrijver, maar bij wat verdere waarneming blijkt het gegeven van de geboortetaal minder doorslaggevend voor de uitleg van een document. Om te beginnen: wanneer mensen wat langer in een anderstalige omgeving zijn en zich vrij regelmatig in een andere taal uitdrukken, gaat men bij het schrijven in die andere taal vanzelf reeds zijn gedachten ordenen in die schrijftaal. Het werkt namelijk ontzettend onhandig om ,,in het Russisch'' te denken, wanneer je ,,in het Nederlands'' moet schrijven. Wie regelmatig brieven schrijft in het Engels, weet wel beter.

Denken in taal?
In de tweede plaats is ons denken niet gebonden aan een taal. Er is een prelinguïstisch stadium in ons denken, waarin waarschijnlijk emoties en beelden en wilskracht een grotere rol spelen dan woorden en zinnen. Dit denken of ,,zinnen'' wordt vervolgens op het niveau van het bewustzijn ,,uitgedrukt'' in een taalsysteem. Meestal het systeem dat we op dat moment willen gebruiken of moeten hanteren. We kunnen echter van het niet-talige voorstadium van ons denken niet zeggen dat het ”Fries” of ”Hebreeuws” is. Ons karakter kan wel trekken hebben die als ”Fries” of ”Joods” kunnen worden getypeerd, maar dit heeft niet te maken met onze taal.

Deze trekken blijven ook onveranderd, al leren we Swahili spreken. Paulus heeft in karakter en gedrag zeker onopgeefbare ”Joodse” trekken, maar het is niet zo dat zijn Grieks daardoor een vermomming wordt voor iets anders dat alleen in het Hebreeuws kan worden uitgedrukt.

In de derde plaats moet worden genoteerd dat de visie van dr. Baaij een inmiddels verlaten mening over de verhouding tussen taal en denken vooronderstelt. Nu kan een verlaten mening nog wel de goede zijn, in het boek wordt dit echter niet duidelijk gemaakt. Erger nog: de bestrijding van deze visie (in bijvoorbeeld het boek van James Barr) wordt alleen aangehaald voorzover deze bestrijding de visie beschrijft en niet voorzover ze die bestrijdt. Zo krijgt de argeloze lezer de indruk dat ook Barr uitgaat van een tegenstelling tussen Hebreeuws en Grieks denken, terwijl hij het belang daarvan bij de uitleg van teksten juist heftig ontkent (zie met name noot 28, waar een door Barr bestreden visie als een door Barr gesteunde wordt weergegeven).

Taalmassage
In de vierde plaats is het Grieks in dit boek de grote martelaar. Een voorbeeld. In Romeinen 1:18 lezen we: „Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen.” Deze zin gaat over „de toorn Gods”, zo het lijkt. Nee, zegt dr. Baaij: Het onderwerp is „de gerechtigheid van God.” Hoe kan hij dit schrijven? Omdat in vers 17 die gerechtigheid het onderwerp is en omdat vers 18 met „want” begint (blz. 59). De voorlopige vertaling wordt nu: „De Gerechtigheid van God openbaart Zich k (gar) [als de] toorn van God.''

Nu hoeft men geen Grieks te kennen om te begrijpen dat dit een vreemde redenering is. Een zin die met ,,want'' begint, geeft als regel een reden voor de voorafgaande zin. Dit betekent echter niet dat het onderwerp van de vorige zin doorloopt naar de volgende. Een voorbeeld. Iemand kan zeggen: ,,Vrede moge spoedig komen, want de oorlog op de Balkan laait steeds op.” Daarvan kan ik toch niet maken: ,,Vrede moge spoedig komen: zij (die vrede) laait ook als oorlog op in de Balkan''?! Wie geeft mij het recht om het woordje „want” te veranderen in „k”?

In de vijfde plaats is nog te wijzen op een van de redenen voor dr. Baaij om terug te zoeken naar het Hebreeuwse denken van Paulus. Dat is de overtuiging dat de lezers zelf ook Joden zijn geweest. Deze gedachte gaat echter in tegen bijna alle nieuwtestamentici. Belangrijker is echter nog dat Paulus zelf zijn lezers rekende tot de bekeerde heidenen (Romeinen 1:6 en 13; 11:13 tot 32).

Beoordeling
Wetenschappelijk gezien is het boek van dr. Baaij onder de maat. Wat het alleen maar kan bieden, is de projectie van de gedachten van de auteur in het vermeende „Hebreeuwse” denken van Paulus. Jammer van de geweldige hoeveelheid energie die in dit boek is gestoken. De goede uitlegkundige elementen zijn zo bedolven onder speculaties, dat alleen zorgvuldig opgraven ervan ze tot hun recht laat komen.

Waar ik bij het verkennen van dit boek het meest van onder de indruk ben geraakt, is het feit dat de auteur alles nog met potlood heeft geschreven en dat zijn vrouw alles in de computer heeft ingevoerd, de citaten heeft gecontroleerd, de indices gemaakt enzovoorts. Wanneer we het boek van die kant bekijken, is een compliment voor de redactrice op zijn plaats. Het spijt mij dat ik over de inhoud en de opzet ervan, ondanks de grote inzet en de goede bedoeling van de auteur, niet even positief kan zijn.