Boekrecensie

Titel: Essays
Auteur: Michel de Montaigne

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 1999
Pagina's: 386, 544 en 399
ISBN 90 5352 467 3 (en 468 1 en 469 X)
Prijs: ƒ 99,-

Recensie door K. van der Zwaag - 19 mei 1999

Driedelige ”Essays” van Montaigne in paperback beschikbaar

De mens, een „ongrijpbaar” iets

Wat weet ik eigenlijk? (Que sais-je?) Dat was het levensdevies van Michel de Montaigne (1533-1592), denker en jurist die in zijn driedelige ”Essays” het menselijk leven vanuit zijn eigen bevindingen analyseert. „De mens is werkelijk een verbazend ongrijpbaar, gevarieerd en onbestendig wezen. Het is moeilijk zich een vast en onveranderlijk oordeel over hem te vormen.” Toch onderneemt de schrijver heel wat pogingen om het raadsel enigermate te doorgronden.

Montaigne trok zich als welgestelde jurist terug uit het publieke leven op zijn kasteel en landgoed Montaigne, waar hij zich in een torenkamer bezighield met het bestuderen van klassieke literatuur. Hij schreef daarover zijn gedachten en observaties op. Montaigne houdt ons een spiegel voor die er wel mag zijn. De mens is een eindig schepsel vol verwarring en onzekerheid. We moeten daarom niet te hoog van de toren blazen. Montaigne haalt een streep door de trots en verwaandheid van de mens die het met zijn verstand zo goed denkt te weten. En we zijn zo ijdel: we bekommeren ons niet zozeer om de vraag wat voor wezen we van binnen werkelijk zijn, maar meer hoe dit door het publiek wordt gezien. De mens is het meest gevoelige en zwakke van alle schepselen en tegelijkertijd het meest hoogmoedige. We kunnen nog zo op stelten lopen, ook op stelten moeten we op eigen benen gaan, stelt de schrijver.

Leegte
Montaigne citeert veel uit werken uit de Klassieke Oudheid. Er zitten rake observaties bij over roemzucht, ijdelheid, gewichtigheid, betweterij, verstrooiing, wetenschap, rede, ervaring en welke onderwerpen niet al. Montaigne was zelf lid van de RK-Kerk en dreef zeker niet de spot met de leer. Hij kon ook christenen de les lezen. Dat betreft bijvoorbeeld het omgaan met de dood. Hoe vaak schuiven wij de dood niet van ons af? Montaigne pleit ervoor de dood te verwachten, opdat deze ons niet onvoorbereid overkomt. „We moeten de dood zijn vreemdheid ontnemen, ons vertrouwd met hem maken, aan hem wennen en aan niets zo vaak denken als aan hem.”

Hij verwoordt hiermee de filosofische gedachte: filosoferen is leren te sterven. Dat typeert de denkwijze van Montaigne: het geven van praktische levenswijsheid. Het gaat bij hem vooral om de ethiek, om de kennis in dienst van het leven. „Het nut van het leven ligt niet in de lengte ervan, maar in wat u ermee doet.”

Hier en daar laat Montaigne zich uit over kerk en geloof. Hij was, zoals gezegd, lid van de RK-Kerk. Een humanistisch geloof in de Voorzienigheid kenmerkte hem. God is onze enige, unieke beschermer. Montaigne haat het samengaan van een verfoeilijk leven en vroomheid. Het stuit hem tegen de borst dat mensen vervuld van haat, hebzucht en onregelmatige zaken driemaal een kruis slaan bij het eten. „Een tijd voor de zonden en dan een uurtje voor God, als compensatie en compromis.” „Een echt gebed en een vrome verzoening met God kunnen zich niet voltrekken in een onreine ziel, die zelfs op dat moment aan de heerschappij van de Satan onderworpen is.”

Pascal
Of hij zelf die troost ook heeft gevonden, kunnen we uit deze ”Essays” niet beoordelen, maar wel zegt hij terecht dat als wij door de kracht van een levend geloof aan God vasthouden, als wij een goddelijk houvast en fundament hebben, de menselijke lotgevallen niet in staat zouden zijn ons zo te schokken. Leer en leven behoren één te zijn. Christenen beroepen zich op de superioriteit van hun religie, maar de leefwijze blijft ver achter bij die van een mohammedaan of een heiden. Als we in God zouden geloven, niet als een geloofswaarheid maar vanuit een simpel vertrouwen, zouden wij Hem om de oneindige goedheid en schoonheid die van Hem uitstralen boven al het andere liefhebben: dan zou Hij in onze liefde in ieder geval op één lijn staan met rijkdommen, genoegens, roem en onze vrienden. Ook een rake opmerking is: „De besten onder ons zijn minder bang om God te krenken dan om hun buurman, verwante of meester te krenken.”

De christendenker Pascal las Montaigne met instemming als bewijs van het feit dat de mens aan zichzelf overgelaten geen enkel betrouwbaar houvast kan vinden in zijn poging waarheid en recht te vinden. Montaigne is volgens Pascal onvergelijkbaar om de hoogmoed te verstoren van hen die, buiten het geloof om, zich laten voorstaan op de ware gerechtigheid. Maar terwijl Montaigne uiteindelijk in scepticisme blijft steken, wil Pascal de verlossing aanwijzen voor de tegenstrijdigheid in onze natuur en tegenover de hoogmoed van de mens de nederigheid van Christus plaatsen. Dat blijft ook het antwoord op deze ”Essays”, hoewel er veel in staat waar we, ook in het dagelijks leven, onze winst mee kunnen doen.