Boekrecensie

Titel: Pastoraat in trinitarisch perspectief
Auteur: dr. J. W. van Pelt

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 1999
ISBN 90 5829 0010
Pagina's: 384
Prijs: ƒ 49,95

Recensie door drs. T. W. van Bennekom - 14 april 1999

Worsteling om recht te doen aan de Schrift

Het geheim van de Drie-eenheid

De triniteit, de Drie-eenheid van God, is een geheim waarover de kerk vanaf het begin van onze jaartelling op een spanningsvolle manier heeft gesproken en geschreven. De studie ”Pastoraat in trinitarisch perspectief” van ds. J. W. van Pelt is een doorlopende worsteling om zowel het trinitarische (dat de leer van de drie-enige God betreft) als het antropologische (dat de leer van de mens betreft) aspect met het oog op de Schriftgegevens, recht te doen.

Op 26 maart promoveerde ds. Van Pelt, christelijk gereformeerd predikant te Zwijndrecht, aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn tot doctor in de theologie. In deze dissertatie besteedt de betrekkelijk jonge doctor aandacht aan het pastoraat. Hij heeft heel wat uit de theologie naar boven gehaald.

Gemakkelijk heeft hij het zich zeker niet gemaakt. Dat laat ook de toelichting zien bij de titel bij zijn proefschrift: ”De samenhang van de trinitarische en antropologische aspecten in het pastoraat”.

De motivatie om deze studie te voltooien, lag voor de schrijver in het feit dat er in het hedendaagse pastoraat betrekkelijk weinig aandacht gegeven wordt aan de betekenis van de Reformatie. Deze constatering is juist. Iedere pastor gaat zijn vaak eenzame weg. Voor de prediking mogen we ons de laatste jaren verheugen op een aantal goede preekschetsenbundels. Er wordt de nodige aandacht besteed aan het geven van catechese, maar wat het pastoraat betreft, is het erfgoed van de Reformatie te weinig geïntegreerd en laat het initiatief van Van Pelt een zekere doortastendheid zien.

Probleemstelling
In de probleemstelling wordt duidelijk gemaakt waar de grote spanningspunten in het pastoraat liggen: „Hoe kunnen trinitarische en antropologische aspecten van de verhouding tussen God en mens op een theologisch verantwoorde wijze de grondstructuur van het pastoraat bepalen?” Met ander woorden, wanneer in de theologie gebruikgemaakt wordt van een godsbeeld waarin een zwaar eenzijdig accent gelegd wordt op de uitverkiezing in de eeuwigheid, dan treedt in het mensbeeld gemakkelijk een minimalisering op van de verantwoordelijkheden van de mens. Mensen moeten leren zien, respecteren, accepteren wat over hen wordt beslist. In deze beschrijving wordt de pastor verdediger, verkondiger van het besluit van God.

Wordt anderzijds de nadruk gelegd op de mondigheid, vrijheid en keuzes van de mensen, die beheersend in het middelpunt staan, dan rijst de vraag of er nog ruimte is voor God die het menselijk niveau te boven gaat. Dan versmalt pastoraat tot het brengen van de mens bij zijn eigen mogelijkheden.

Van Pelt poogt in zijn proefschrift recht te doen aan zowel de verantwoordelijkheid van de mens als aan het handelen van God. De twee tradities die aan deze visies ten grondslag liggen, zijn het kerugmatisch en het participerend pastoraat.

Drie theologen
De Zwijndrechtse pastor tekent drie theologen van onze tijd die in het pastoraat baanbrekend werk hebben verricht. Dr. W. Zijlstra is de eerste theoloog. In zijn theologisch oeuvre is duidelijk de invloed van Paul Tillich aan te wijzen, waarin de mens tot een erkenning van eigen mogelijkheden gebracht wordt.

De tweede theoloog is prof. G. Heitink, hoogleraar aan de VU. Heitink bedrijft theologie midden in de crisis van onze West-Europese cultuur. Hij is zo betrokken op de cultuur dat hij zich in zijn theologisch bezig zijn te veel mee laat nemen door de empirische feiten, de ervaring.

De emeritus hoogleraar J. J. Rebel is de laatste theoloog die uitvoerig wordt beschreven. Hij theologiseert duidelijk vanuit het gedachtegoed van prof. dr. A. A. van Ruler en geeft hierbij het werk van de Heilige Geest een verbreding waarvoor de Schrift in die zin geen ruimte biedt.

De Straatsburgse theoloog Bucer wordt voor het voetlicht gehaald. Helder en duidelijk is zijn visie, waarin hij het pastoraat als herderschap voor heel de gemeente omschrijft. In dit pastoraat krijgt de boetedoening alle ruimte en dit geeft vitaliteit om tot concrete daden te komen. In het gezelschap van reformatorische theologen kan Calvijn niet gemist worden. Bij Calvijn treedt er meer spanning op als het gaat om de plaats van de verkiezing. Die spanning is nog meer voelbaar als Voetius als derde theoloog ter sprake wordt gebracht. Bij deze theoloog worden inwendig en uitwendig verbond in een dogmatisch kader gezet. De promovendus geeft hier dus aan dat trinitarische en antropologische aspecten in de klassieke gereformeerde theologie aan elkaar gerelateerd zijn in sterk soteriologisch (betreffende de leer van de verlossing) verband. Hieruit blijkt hoe belangrijk de bijbelse doordenking was van deze reformatoren met betrekking tot de probleemstelling van Van Pelt.

Vernieuwer
In een heldere betoogtrant verwoordt de promovendus zijn visie op de drie-enige God, waarin hij de bijzondere plaats van God de Vader als Schepper, van God de Zoon als Verlosser en God de Heilige Geest als Vernieuwer ter sprake brengt. Hij brengt dit naar voren in confrontatie met de visie van Zijlstra, Heitink en Rebel. Hierna volgt de beschrijving van het bijbelse mensbeeld, waarin de mens als schepsel, zondaar en gelovige getypeerd wordt.

De promovendus komt tot een eigen typering van het pastoraat, waarin hij zowel de trinitarische als de antropologische aspecten, zoals hij heeft uiteengezet, recht wil doen. „Foederatief parallellisme” noemt hij dit. Hiermee wil gezegd worden: God en mens zijn in hun beider eigenheid en integriteit verschillend en staan tegenover elkaar. Hierin komt het parallelliteitsaspect tot uitdrukking. Het foederatieve aspect is de wijze waarop de levende God met mensen omgaat.

Humaniteit
Deze omgang staat in het kader van het verbond, waarin mens en God niet als gelijkwaardige partners worden gezien. Dit verbond gaat eenzijdig van God uit. In deze verwoording is er ruimte voor verdere ontwikkeling van de gereformeerde theologie, waarbij nieuw verworven inzichten geïntegreerd kunnen worden. Hier laat Van Pelt het woord humaniteit vallen. God is eropuit de humaniteit van mensen tot haar doel te laten komen en niet die weg te nemen.

Het blijft niet alleen bij een theologische doordenking. Ook aan de praktijk is de nodige aandacht geschonken, waarbij de plaats van de pastor, de functie van de tucht en de betrokkenheid van heel de gemeente ter sprake wordt gebracht. Ten slotte komen de bekende theologische items van schepping, verzoening en vernieuwing consistent weer terug in de aangegeven gesprekken. De aandachtspunten aan het eind van de gesprekken vormen een goede handleiding voor allen die geroepen zijn tot het beoefenen van het pastoraat. Het doet weldadig aan dat de zogenaamde gewone dingen van het leven niet buiten het geloof worden geplaatst, maar dat hier ruimte voor mag zijn.

Formele vragen
Toch blijven er bij mij bij het lezen van dit proefschrift wat vragen hangen. Het zijn eerst wat formele vragen. Naar mijn mening zijn zowel de hedendaagse als de reformatorische theologen te willekeurig uitgekozen. De gegeven motivatie is niet wetenschappelijk geënt. Een van de grondleggers van het descriptieve pastoraat is dr. H. Faber en naast hem dr. E. van der Schoot. Ze schreven het boek ”Het pastorale gesprek” (1962). Aan de rijksuniversiteit was in mijn studententijd prof. dr. P. J. Roscam Abbing op zijn manier bezig. Zijn boeken over zielzorg zijn nog de moeite waard om te lezen.

Een van de leerlingen van prof. dr. H. Jonker, dr. E. S. Klein Kranenburg, komt uitvoerig ter sprake. Waarom stond hij niet naast de drie genoemde hedendaagse theologen? Methodisch gezien vind ik dit niet op zijn plaats. Waarom is er geen kleine levensbeschrijving gegeven van Zijlstra, Heitink en Rebel? Dit had het geheel wat levendiger gemaakt. Wanneer de theologische inkleuring van Zijlstra is beschreven, wordt zijn visie verbonden aan de Klinische Pastorale Vorming (KPV). Uit eigen ervaring weet ik dat zijn denken de KPV sterk heeft bepaald. Echter, geen theologische visie is op dit moment bepalend voor de KPV.

Ook de keuze van Bucer, Calvijn en Voetius is voor mij een vrij willekeurige greep uit het grote erfgoed van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Waarom werd Luther niet naast Calvijn gezet? Het pastorale element ontbreekt zeker niet in de theologie van Luther. Ik denk alleen maar aan de plaats van de biecht. Heeft bijvoorbeeld een theoloog als G. D. Udemans ons wat het pastoraat betreft ook niet het een en ander te zeggen?

Inhoudelijke vragen
Wie in zijn visie van het pastoraat van het verbond uitgaat, komt wel met de vraag te zitten welke boodschap er naar de wereld is, waar zo veel zondaren zijn die zich geen zondaar voelen. Hoe kom ik daar binnen met de heilzame boodschap van het Evangelie? Hoe maak ik in bijvoorbeeld het gevangenis- of krijgsmachtpastoraat duidelijk wie de Redder is? Binnen de context van de gemeente leeft het zondebesef helaas vaak al marginaal, hoe maak je dit in 'de wereld' duidelijk?

Van Pelt heeft een duidelijk bijbels mensbeeld voor ogen. Toch mis ik hierin de plaats van de zielkunde, moderner gezegd van de psychologie. De Heilige Geest werkt door het Woord in de ziel, maar niet alleen de Heilige Geest, maar ook de tijdgeest, de omgeving, de levensgeschiedenis van een mens hebben hun invloed. De auteur is terecht bang om voor de toerusting de mens te verdelen in allerlei sectoren. Echter, met betrekking tot pastorale psychologie zou ik in de opleiding voor predikanten en kerkelijk werkers graag ruimte willen vragen voor dit belangrijke onderdeel. De vragen in het pastoraat zijn in de tijd dat ik predikant ben sterk toegenomen.

Collega Van Pelt beschouwt de relatie die een mens met God heeft als een verbondsrelatie. Hij noemt dit mijns inziens terecht een dynamische relatie met God. Deze relatie kan negatief geladen worden door verharding, zoals bij de farao van Egypte, schrijft hij. Is hier geen sprake van verkiezing van God? Als ik lees dat de Heere God het hart van de farao verhardde, waar is dan de verantwoordelijkheid van deze mens? Als er gesproken wordt van een dynamische verbondsrelatie, dan heeft dit mijn inziens ook betrekking op de Heere God zelf. Liet Hij zich niet verbidden nadat Jona Nineve was rondgetrokken! Dit zijn brandende vragen die leven in 'eigen kring' en grote consequenties hebben voor prediking en pastoraat.

Andere context?
Het houdt me bezig dat gereformeerde theologen helaas een andere weg zijn gegaan. Dr. W. Zijlstra was een zoon van de bekende zendeling P. Zijlstra, die in 1920 voor de Gereformeerde Zendingsbond in Toraja pionierswerk verrichtte. Wybe Zijlstra ging werken in een psychiatrisch ziekenhuis. Het was een andere context dan die van de gemeente. Zijn diepste intentie was mensen te helpen, het heil, heling te laten zien en ervaren. Ook de voormalige christelijke gereformeerde predikant Rebel werd ziekenhuispredikant en wilde tot zegen van mensen zijn. Hij studeerde theologie in Apeldoorn. Heitink komt uit een ander 'nest' en is naar mijn mening meegegroeid met de theologische ontwikkelingen van zijn kerk, de Gereformeerde Kerken, en is ten dele meegegaan met het denken van Kuitert.

Er liggen vragen naar de schapen die verdwaald zijn en zonder God en hoop in deze wereld leven. Ook vragen naar de context van ons werk, terwijl we het profetische Woord hebben dat zeer vast is. Het is Pasen geweest, de grote Herder van de schapen zoekt het weggedrevene op.