Boekrecensie

Titel: Een kerk die bij mij past
Auteurs: Gerard Dekker en Hijme Stoffels

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1998
ISBN 90 435 0011 9
Pagina's: 72
Prijs: ƒ 19,90

Recensie door dr. C. S. L. Janse - 31 maart 1999

Eeuwigheidsdimensie bij gereformeerde jongeren afwezig

”Een kerk die bij mij past”

Deed in de jaren zestig nog 80 procent van de doopleden in de Gereformeerde Kerken belijdenis, thans is dat percentage, als gevolg van de massale kerkverlating, gezakt tot 30. Zij die afhaakten, hebben de afgelopen jaren in allerlei studies royaal aandacht gekregen, met hen die bleven was dat veel minder het geval. Vandaar dat de godsdienstsociologen prof. dr. G. Dekker en dr. H. C. Stoffels onder de titel ”Een kerk die bij mij past” nu eens een boekje publiceren over deze categorie jongeren.

Wat zien die jongeren in de Gereformeerde Kerken? Uit een onderzoek onder 500 belijdeniscatechisanten (van wie ruim 200 reageerden) blijkt wel dat er een grote kloof bestaat tussen hun motieven en perspectieven en wat de kerk volgens haar officiële documenten van hen zou moeten verwachten.

In antwoord op de vraag wat hen aanspreekt in de kerk en waarom ze een zekere relatie met de kerk willen aangaan, noemen zij tal van motieven. Die worden door de onderzoekers in vijf rubrieken ondergebracht. Bijna driekwart ziet de kerk als de plaats waar ze steun vinden bij de beleving van hun geloof. De kerk als een gelovige gemeenschap vindt ruim de helft van belang. De kerk als sociale gemeenschap wordt eveneens door de helft van de ondervraagden genoemd. Ruim eenderde verwacht van de kerk houvast in het persoonlijk leven. Minder dan een kwart ziet de kerk als een zoutend zout in de samenleving.

Eeuwig heil
Terecht wijzen de auteurs erop dat het minstens even belangrijk is welke motieven niet genoemd worden. Zo is het opmerkelijk dat geen van de ondervraagden verwijst naar de notie van eeuwig heil of onheil. Deze gedachte, die vanouds centraal stond in het christelijk geloof, is bij de hedendaagse gereformeerde belijdeniscatechisanten kennelijk geheel verdwenen.

Ook de gereformeerde belijdenisgeschriften zijn afwezig. Andersoortige verwijzingen naar de leer (een van de ondervraagden spreekt over „de wereldbeschouwelijke visie die mijn kerk uitdraagt”) komen zelden voor.

Van belang is ook dat men de kerk niet zozeer ziet als iets waar je je voor in moet zetten, maar veeleer als een instelling waar je iets aan kunt hebben. Aangenomen dan dat het een kerk is die bij je past. Een sterk consumentisme dus. De kerk moet jou ondersteunen en stimuleren in je geloof, maar je daarbij wel geheel vrij laten. Zij moet niet gaan voorschrijven wat je moet geloven en hoe je moet leven. Dat is uit de tijd. Het is immers jouw eigen keuze en jouw geloof.

De beide auteurs constateren dan ook dat er een grote kloof is tussen het wensen- en verwachtingspatroon van deze belijdeniscatechisanten en hetgeen de Gereformeerde Kerken (ook na alle moderniseringen) hun te bieden hebben.

Ver van huis
Ons beeld van de Gereformeerde Kerken wordt er door dit onderzoekje bepaald niet positiever op. Zelfs bij het meelevende deel van de jongere generatie zijn er nauwelijks raakvlakken met de gereformeerde leer meer te bespeuren. We kunnen ook zeggen: met de christelijke leer. Ook al moeten we niet al te optimistisch zijn over het gehalte van de belijdeniscatechisanten in bevindelijk gereformeerde kring, hier zijn we nog heel wat verder van huis.

Maar ver van huis, of dicht bij huis, het is uiteindelijk niet het belangrijkste. Het gaat erom of we door genade mogen behoren tot die ene kudde en die ene Herder. Dan zoeken we niet naar een geloof dat bij ons past en een kerk die bij ons past, maar zijn wij door de Heilige Geest in de weg der ontdekking passend gemaakt voor Gods Kerk.