Boekrecensie

Titel: Schepping en oordeel. Een onderzoek naar scheppingsvoorstellingen bij enkele profeten uit de achtste eeuw voor Christus
Auteur: Stefan Paas

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 1998
ISBN 90 5030 975 5
Pagina's: 395
Prijs: ƒ 49,95

Recensie door dr. M. J. Paul - 3 maart 1999

Wetenschap vanuit de bijbeltekst als literair product

De spanning van
een Utrechts proefschrift

Op 17 december van het afgelopen jaar, de dag waarop hij 29 jaar werd, promoveerde Stefan Paas aan de Universiteit Utrecht op een oudtestamentisch onderwerp. Het betreft de scheppingsvoorstellingen bij de profeten Amos, Hosea en Jesaja, profeten uit de achtste eeuw voor Christus. Het proefschrift zet in met een beschrijving van de opvattingen van drie bekende geleerden (Von Rad, Westermann en Schmid) die van mening zijn dat de scheppingsvoorstellingen pas op een laat tijdstip deel zijn gaan uitmaken van het Israëlitische geloof.

Paas wil in zijn onderzoek aantonen dat reeds in de achtste eeuw voor Christus elementen van dat geloof aanwezig zijn. Om dat doel te bereiken, accepteert hij de belangrijkste uitgangspunten van de huidige beoefening van de oudtestamentische wetenschap: de genoemde profeten vormen de oudste betrouwbare getuigen.

In onze opvattingen zijn Genesis, Deuteronomium en Job veel ouder, maar de gangbare wetenschappelijke mening is dat die boeken later zijn ontstaan, en dus moeten ze buiten beschouwing worden gelaten. Ook is er veel discussie over de mate waarin de boeken van Amos, Hosea en Jesaja teruggaan op de profeet zelf. Bij de eerste twee boeken verklaart Paas een paar gedeelten voor onzeker, maar bij Jesaja laat hij grote delen vallen. Behalve de aanname van Deutero-Jesaja verklaart de auteur ten minste negen gedeelten in Jesaja 1-39 voor „niet-Jesajaans”. Nadat op deze wijze een minimum als 'echte' teksten is overgebleven, kan een nauwkeurig onderzoek plaatsvinden.

Hymnen
Het is interessant dat de auteur ook de iconografie een plaats geeft. Er zijn zo'n 8000 rolzegels en stempelzegels gevonden 'op Palestijnse bodem'. De afbeeldingen geven indrukken van de godsdienstige beleving van de bewoners van „het 7e millennium tot in de Perzische tijd”.

Op grond van zijn onderzoek komt Paas tot de conclusie dat het scheppingsgeloof in Israël Kanaänitische wortels heeft en mogelijk beïnvloed is door Egyptische voorstellingen. Vooral de zuidelijke profeten, Amos en Jesaja, spreken over JHWH als Schepper. De profeten kennen en benutten de scheppingstradities voornamelijk in de vorm van hymnen die waarschijnlijk leefden onder het volk. Enige profeten spreken ook over de 'donkere zijde' van God als Schepper: terugkeer naar de chaos is mogelijk. Het thema van God als Schepper kan ook in verwijtende zin gebruikt worden, omdat Israël zijn Schepper niet eert en gehoorzaamt. Daarom zijn de structuren van de schepping nooit de basis en garantie voor Israëls heil. Dat is alleen JHWH Zelf.

Prestatie
Met dit proefschrift heeft dr. S. Paas wetenschappelijk een flinke prestatie geleverd. We hopen dat hij de opgedane kennis en inzichten vruchtbaar kan maken in het werk voor de studentenvereniging IFES en de Evangelische Theologische Hogeschool te Veenendaal.

In het RD van 17 december stond een interview afgedrukt waarin Paas aangaf een evangelicaal theoloog te willen zijn. Hij ziet enerzijds het gevaar (dat hij ook bij mij signaleert) dat de evangelicalen te veel kritiek hebben op de gangbare wetenschap, zodat ze niet meer serieus genomen worden. Anderzijds ziet hij ook evangelicalen die nauwelijks meer te onderscheiden zijn van hun liberale collega's. Hij heeft zelf voorkeur voor de middenweg, die vooral in Engeland gepraktiseerd wordt. „De gereformeerde en de evangelicale traditie hebben op het gebied van een wetenschappelijke bestudering van de Bijbel weinig te bieden. We hebben een achterstand opgelopen. Om nu binnen de wetenschappelijke wereld ruimte te creëren voor eigen gedachten, zul je je daarom eerst moeten aansluiten bij wat in die wereld algemeen geaccepteerd is.” Op deze manier is de werkwijze van de auteur te begrijpen.

Prijs
De vraag rijst natuurlijk: Hoe veel moet je accepteren? Zelf ben ik geneigd minder ver te gaan dan Paas. Ik vind de prijs die hij moet betalen wel erg hoog. Natuurlijk is het mooi dat aangetoond is dat de scheppingsvoorstellingen (let op de subjectieve bewoordingen!) een paar eeuwen ouder zijn dan men gewoonlijk denkt. Hopelijk vindt die gedachte ingang in het wetenschappelijk denken. Maar wat is daarmee gewonnen? In de Bijbel is niet de datering van scheppingsvoorstellingen belangrijk, maar het feit dat God de hemel en de aarde geschapen heeft. De profeten en apostelen (vooral Paulus) trekken op grond hiervan hun conclusies ten aanzien van geloof en ethiek. Ook gaan zij uit van het feit van de uittocht uit Egypte.

Hoe is dat te rijmen met de volgende zin uit het proefschrift: „We mogen ervan uitgaan, gezien de resultaten van het nieuwere onderzoek, dat Israël aanvankelijk een Kanaänitisch volk was, dat naast andere goden El vereerde. In de loop van de 12e eeuw werd de basis gelegd voor Israëls latere functioneren als zelfstandige natie. De komst van een 'exodusgroep' (nl. uit Egypte), die mogelijk voor een deel bestond uit religieuze ijveraars, is daarbij waarschijnlijk een stimulerende factor geweest.” (blz. 332). Zulke uitspraken gaan mij te ver. De moeilijkheden om dan tóch te blijven geloven dat God Zijn volk uit Egypte verlost heeft, worden wel heel erg groot.

Spanningsveld
Ik weet uit ervaring dat je aan de universiteit de dingen wel eens anders moet verwoorden dan je zelf wilt, maar zal de christelijke gereformeerde auteur dit spanningsveld volhouden? Waarom doet hij zo weinig met literatuur uit de orthodoxe hoek? Ook met de literatuur van de buitenlandse evangelicalen? Moeten er geen principiële lijnen getrokken worden op grond van het zelfgetuigenis van de Schrift? De auteur wil wetenschap bedrijven vanuit een model dat de bijbelteksten puur leest als literaire producten, „alsof God niet bestaat”. Naar mijn overtuiging kan dat slechts gedeeltelijk. Er zijn te veel gedeelten die zich zo niet laten lezen.

Kortom: er ligt een geweldige spanning in dit proefschrift. Om in Utrecht te kunnen promoveren, moest het wellicht zo. De grote vraag is welke keuzes de auteur in de toekomst zal gaan maken in dit spanningsveld.