Boekrecensie

Titel: De Bank des geloofs; God de kassier der armen
Auteur: William Huntington

Uitgeverij: De Banier
Utrecht, 1998
ISBN 90 336 0036 6
Pagina's: 209
Prijs: ƒ 28,80

Recensie door ds. A. J. Gunst - 24 februari 1999

William Huntington ondertekende zijn brieven met ”s.s.”

Een geestelijke grootvader

Mevrouw P. M. van Overbeeke heeft ”De Bank des geloofs” opnieuw vanuit het Engels overgezet in het Nederlands. Het is geschreven door de bekende William Huntington, die op 2 februari 1745 in een arbeidershuisje bij Canbrook, in Kent, geboren werd. Door de Heere werd hij geroepen om de boodschap van vrije genade te brengen. Dit heeft hij jaren in grote getrouwheid gedaan.

Huntington was niet onderwezen op een aardse hogeschool of universiteit, maar dat stond de Koning van de Kerk niet in de weg. Op 9 juni 1813 werd hij afgelost van zijn post op de aarde. Dit boek bevat een verslag van Gods goedertierenheid in tijdelijk en geestelijk opzicht aan deze predikant bewezen.

Er staan veel opmerkelijke dingen in, die we ons in deze moderne, materialistische tijd haast niet meer voor kunnen stellen. Huntington was en bleef een kind van Adam, maar ondertekende de brieven die hij schreef wel met William Huntington s.s., dat is: ”sinner saved”, verloste zondaar.

Hij mocht heel dicht bij de Heere leven. Dan wil de Heere waarmaken: „Op uw noodgeschrei deed Ik grote wonderen.” Heel vaak gaf de Heere uitkomst in tijdelijke noden en zorgen. Reeds voor zijn vernieuwing door Woord en Geest kwam dat uit. Later, toen hij voor zijn gezin geen eten had, ving hij een aal en de volgende dag vond hij een dode patrijs. Hij schrijft zelf: „Het vleselijk verstand voert niet alle dingen terug op God, maar op tweede oorzaken en laat ze dan op onzekerheden dobberen. Maar het geloof herleidt ze tot hun eerste oorzaak en schrijft ze daaraan toe. Gods hand wordt hierin gekend en Hijzelf wordt verheerlijkt.”

Grootvader
Huntington had eens bericht ontvangen dat een dienaar van het Evangelie in Kingston kwam preken en het heilig avondmaal zou bedienen. Er was een groot verlangen bij Huntington om de dood des Heeren te verkondigen, maar hij had geen geld om te offeren. Hij smeekte de Heere om wat geld hiervoor te krijgen, maar de verhoring van zijn gebed bleef uit, tot er een halfuur voor die tijd uitkomst kwam. Een man werd door God gezonden om enkele shillingen te brengen. „Want als de haren van ons hoofd alle geteld zijn, hebben we reden te geloven dat dat ook zo is met onze noden. En wanneer God er voor zorgt dat onze haren niet op de grond vallen, voorziet Hij zeker ook in onze noden. Zo zond de goede God en Zaligmaker, Die ervoor zorgde dat uit het binnenste van een vis geld te voorschijn kwam om aardse schatting te betalen, de man met drie shilling als offer aan God en wij gaven dat Hem uit Zijn hand.”

Zijn bediening bleef niet ongezegend. Op blz. 36 schrijft hij over een jongen die onder de eerste preek die hij hield in Londen gegrepen werd. Die jongen is later zelf dienaar van het Evangelie geworden en het middel geweest tot bekering van anderen. Huntington schrijft: „Ik ben dus nu grootvader geworden vanwege die eerste preek in Londen.”

Het is een goede zaak om van dit boek kennis te nemen.