Boekrecensie

Titel: Het imago van Satan. Een cultuur-theologisch onderzoek naar een duivels tegenbeeld
Auteur: T. H. van Hoeven

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1998
ISBN 90 242 9427 4
Pagina's: 393
Prijs: ƒ 69,50

Recensie door drs. K. Exalto - 10 februari 1999

Onderzoek naar het imago van satan

Een boek schrijven over de duivel is een hachelijke onderneming. Naar mijn vaste overtuiging is de duivel meelezer, en nog wel een zeer betrokken meelezer. Ds. T. H. van der Hoeven, hervormd predikant te Woerden, verdedigde in oktober aan de Rijksuniversiteit te Leiden onder leiding van prof. dr. A. van de Beek een dissertatie over het onderwerp ”Het imago van Satan”. Het gaat hier niet zozeer over de duivel zelf als wel over zijn imago, de voorstelling, het beeld dat men van hem heeft.

Dat beeld bestaat en functioneert nog steeds. Van der Hoeven somt heel wat terreinen op waar het duidelijk aanwezig is: literatuur, spelletjes, popmuziek, kinderboeken, tv-programma's, erotica enz. Dat wordt geïllustreerd door een aantal afbeeldingen die in het boek zijn opgenomen. Al leven we in een postmoderne cultuur, de duivel is nog niet vergeten. Dat betekent echter niet dat men uitgaat van zijn werkelijk bestaan; hij is beeld, symbool van het kwaad.

De studie is een sociale maar ook een theologische. Dat zegt al de ondertitel: een cultuur-theologisch onderzoek naar een duivels tegenbeeld. Vandaar dat ook de theologische waardering van de duivel aan de orde komt. Hierin is volgens Van der Hoeven in de loop der tijden, vooral sinds de Verlichting in de achttiende eeuw, het beeld van de duivel verbleekt.

Hij speelt in de theologie niet meer de rol van vroeger, en waar hij nog wel een rol speelt, is hij ook hier symbool, geen realiteit. Weliswaar is dan het symbool wel realiteit, maar de duivel zelf niet. Dat is volgens Van der Hoeven ook zo in orthodoxe kring, al ziet hij daar nog wel de meeste realiteitszin als het over de duivel gaat. Ik meen echter dat in orthodoxe kring de duivel wel degelijk nog een reële vijand is.

Reëel
Een heel hoofdstuk is in dit boek gewijd aan satan in Schrift en traditie. Spreekt de Schrift niet duidelijk en onomwonden van een reëel bestaan van de duivel en worden niet op basis daarvan heel wat activiteiten op zijn naam gesteld? Van der Hoeven brengt de hermeneutiek (uitlegkunde) ter sprake. Hoe lees je de bijbelteksten? Biedt de Heilige Schrift directe openbaring Gods door profeten en apostelen of is het schriftgetuigenis neerslag van wat de bijbelschrijvers zelf dachten en beleefden? Van der Hoeven komt volgens mij niet uit boven laatstgenoemde visie. Zo kan hij handhaven dat de duivel niet meer dan een symbool is.

Nu kan in dat verband inderdaad heel veel waardevols gezegd worden, want de duivel functioneert hier en daar werkelijk als symbool. Maar hij is méér dan dat. Wie als christentheoloog over de duivel schrijft, mag volgens mij in de symboliek niet blijven steken. Ik eindig waarmee ik begon: De duivel is meelezer. Hij zal van dit boek niet ondersteboven zijn, en dat had ik hem toch wel gegund.