Boekrecensie

Titel: Inleiding in de gereformeerde scholastiek
Auteur: dr. W. J. van Asselt, T. T. J. Pleizier, P. L. Rouwendal, drs. P. M. Wisse

Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 1998
ISBN 90 239 0054 5
Pagina's: 210
Prijs: ƒ 37,50

Recensie door dr. C. A. de Niet - 10 februari 1999

Eerherstel voor
gereformeerde scholastiek

Enige tijd geleden bezocht ik een bijeenkomst van mensen die zich bezighouden met een facet van de achttiende-eeuwse kerkgeschiedenis. Toen ik ter introductie iets over mijn studie- object vertelde en daarbij de term ”gereformeerde scholastiek” liet vallen, reageerde een van de deelnemers aan het gesprek als door een wesp gestoken met de opmerking dat we die fase van de wetenschapsbeoefening inmiddels gelukkig ver achter ons hadden liggen. Zo'n reactie is tekenend voor het uitermate gekleurde beeld dat in Nederland van de gereformeerde orthodoxie en de scholastieke methode bestaat.

Als het aan dr. W. J. van Asselt en enkele student-onderzoekers aan de Utrechtse faculteit der godgeleerdheid ligt, behoort dit gekleurde en misvormde beeld nu voorgoed tot het verleden. Strikt genomen heeft het geen zin om een historisch verschijnsel aan te vallen of te verdedigen; de feiten veranderen er immers niet door. En voor een geschiedkundig fenomeen behoeft men zich al helemaal niet te schamen wanneer dit geleid heeft tot een hoogstaande academische doordenking van de Godsopenbaring.

Dit laatste vormt de kern van het betoog in de ”Inleiding in de gereformeerde scholastiek” door dr. W. J. van Asselt, T. T. J. Pleizier, P. L. Rouwendal en drs. P. M. Wisse. De studie, die haar wording vindt in een syllabus ten behoeve van een doctoraalcollege van Van Asselt en dienovereenkomstig aan het einde van elk hoofdstuk een overzicht van aanbevolen literatuur biedt, geeft inzicht in het begrippenapparaat en de historische ontwikkeling van de academische theologie voor en na de Reformatie. Zo bespreekt Rouwendal de middeleeuwse scholastiek als „de leerwijze van de scholen” en Van Asselt het humanisme en de scholastiek tijdens de Reformatie, de vroege (Junius), de hoge (Turrettini) en de late Orthodoxie (Pictetus).

Voetius
Zeer belangwekkend vind ik het slothoofdstuk, over de actualiteit van de scholastieke methode. In de lijn van Voetius, wiens disputatie ”Over de menselijke rede in geloofszaken” als bijlage opgenomen is, demonstreert Wisse de bruikbaarheid van de scholastieke methode vanuit een filosofisch gezichtspunt. Het veel gehoorde verwijt dat het logische instrumentarium van de gereformeerde scholastiek krachtens de eigen aard geleid heeft tot deformatie van de Reformatie, met name in de verkiezingsleer, wordt door hem met kracht van argumenten weerlegd.

Wisse stelt dat verwerping van de mogelijkheid van logische analyse in de systematische theologie de ontkenning impliceert van de mogelijkheid om op een adequate manier om te gaan met de gegevens die ons uit de Schrift worden aangereikt. Voor de systematische theologie is dit waar. Er zijn evenwel bijbelse gegevens die een alternatieve adequate manier van omgang met het Woord laten zien, die bovendien de grenzen van de systematische theologie en de kring van haar beoefenaars verre overstijgt. Ik bedoel het door Christus Zelf zalig genoemde hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Ook scholastieke gereformeerde theologie maakt tenslotte niet zalig. Wat mij betreft had dit meer benadrukt mogen worden. Laten we desalniettemin maar afspreken dat voortaan ieder die zich gedrongen voelt de theologie van de gereformeerde orthodoxie te kritiseren, eerst zorgvuldig deze ”Inleiding” bestudeert.