Boekrecensie

Titel: Ouderling waar begin je aan?
Auteur: ds. Jan Winter

Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn
Amsterdam, 1998
ISBN 9 7890 6064 9718
Pagina's: 96
Prijs: ƒ 19,50

Recensie door J. Wilbrink - 3 februari 1999

Handreiking voor de
beginnende ouderling

In het boekje ”Ouderling, waar begin je aan?” zijn er twee dingen die bijzonder aanspreken. Allereerst hoe veel zaken er in Gods Woord te vinden zijn die in allerlei levensomstandigheden gebruikt kunnen worden tot bemoediging en onderwijs. Daarnaast ook de grote plaats die de Bijbel geeft aan dit ambtelijk bezig zijn.

In deze ”handreiking voor de beginnende ouderling”, geschreven door ds. J. Winter, gereformeerd emeritus predikant in Rijswijk, kom je heel wat praktische zaken tegen die ambtelijk bruikbaar zijn. Heel helder wordt aangegeven –al is het vanwege de omvang van dit boekje heel kort– dat het geen menselijke opdracht is maar een goddelijke opdracht, die door de roeping van de gemeente tot je gekomen is.

De taak van de ouderling in de zondagse eredienst, alsook in het bezoeken van de gemeente, wordt kort besproken. Verschillende adviezen worden gegeven over de voorbereiding op het huisbezoek en de inhoud ervan. Bijbelgedeelten worden gegeven die in verschillende omstandigheden gelezen of besproken kunnen worden. Een groot gedeelte van dit boekje wordt besteed aan het geven van die bijbelgedeelten die in bijzondere omstandigheden gelezen kunnen worden tot troost en bemoediging van de gemeenteleden die bezocht worden.

Vragen
Na het lezen van dit boekje zit je toch ook met een aantal vragen die we graag in dit boekje aan de orde hadden zien komen. Ik heb gezocht naar een persoonlijke, bijbelse roeping tot het ambt. Wat zouden de gegeven adviezen helderder zijn als men ook zelf kon laten doorklinken hoe men door Woord en Geest tot het ambt gebracht is. Ook een bekend gegeven uit het bevestigingsformulier als het acht hebben op de leer die gebracht wordt, heb ik gemist.

Bij het bespreken van de heilige doop worden dingen gezegd die, wat de verbondsbeschouwing betreft, in onze reformatorische kerken niet zo geleerd worden. Ook het spreken van ambtsdragers over zonde en schuld, dat brengen moet tot een smeken om een genadig God te mogen kennen, komt niet helder uit. Bij alle voorbeelden die worden gegeven –ook van verschillende gebeden– vraag ik me af dit niet al te technisch gaat leven. Zoals: we hebben het voor de Heere gebracht en daarmee hebben we onze plicht gedaan.

De auteur heeft een handreiking –niet meer dan dat– willen schrijven. Als zodanig is dit boekje zeker leerzaam voor de beginnende ouderling, alsook voor het meelevende gemeentelid.