Boekrecensie

Titel: Tot een scherpe dorsslede gesteld
Auteur: H. Hille

Uitgeverij: De Groot Goudriaan
Kampen, 1998
ISBN 90 6140 615 3
Pagina's: 252
Prijs: ƒ 45,-

Recensie door B. J. van der Vlies - 3 februari 1998

Hille beschrijft leven en werk van ds. P. J. Dorsman

De zwijgzame dominee

Wat hadden wij ertegen opgezien. Ds. Dorsman zou voortaan met zijn echtgenote de zondag over bij ons logeren, dichter bij de kerk dan het eerdere adres. Van jongsaf zaten wij regelmatig onder zijn met zware, rollende stem gebrachte, strenge prediking. Het gerucht over zijn zwijgzaamheid, het veel in zichzelf gekeerd zijn en soms norse gedrag, kenden we. Wij zaten nog in de 'kleine kinderen'. Hoe zouden zij reageren op de onrust die daaraan verbonden is?

Maar wat is dat meegevallen! Ds. Dorsman voelde zich tot onze verwondering snel op zijn gemak. Hij vertelde over zijn contacten met hen die de Heere vreesden uit onze geboortestreek, de Alblasserwaard. Wij bleken enkele gemeenschappelijke kennissen te hebben. Het ijs was snel gebroken. En dan de kinderen, die waren hem en zijn vrouw een genoegen. Even verontschuldigde hij zich, toen hij op zijn hurken voor onze jongste een autootje voortduwde: „U vindt dat toch niet raar voor een dominee?” Wij stelden hem graag gerust. Wat zullen zij, ernstige en tegelijk gezellige mensen, eigen kinderen toch hebben gemist!

Zondags tot beide diensten was hij niet te verwennen, teruggetrokken als hij leefde in verband met de voorbereiding op zijn preken. Dat was voor ons een openbaring; iemand die zo vaak preekte en er toch blijkbaar zo tegen opzag. Na de diensten, als de spanning er af was, kon je hem van alles toestoppen.

Dorsslede
Deze en nog veel meer persoonlijke herinneringen kwamen boven bij het lezen van het levensverhaal van ds. Dorsman, ”Tot een scherpe dorsslede gesteld”. Toen ik dat door H. Hille geschreven boek opensloeg, was ik er vooral benieuwd naar of een eerlijk en evenwichtig beeld van deze predikant werd getekend. Zijn karakter, zijn functioneren, zijn prediking. Die prediking was eenzijdig, dat vond hij zijn opdracht. Je kon het daar niet mee eens zijn, je er aan storen, tot op het ogenblik dat wat hij preekte waar voor je werd.

Ik herinner mij als de dag van gisteren de passage die op blz. 165 wordt weergegeven over Judas. Tegelijk herinneren wij ons zijn laatste preken in Maartensdijk, die een bevestiging vormen van wat op blz. 189 wordt vermeld, namelijk dat de toonzetting van zijn preken aan het einde van zijn leven veranderde, met behoud van het 'onderscheidende' karakter. Het verwijt dat hij meer zei over wat het niet was dan over wat het wel is, gold, toen hij al sterk was getekend door zijn ziekte, een enkele week voor zijn sterven, bepaald niet.

Onbuigzaam
Naar mijn oordeel wordt ds. Dorsman goed getekend in het boek. Een man met tekortkomingen, zeker, maar ook een man met een onbuigzame lijn en wil. Naar buiten toe bracht hij het beeld totstand van iemand die het recht voor zich heeft, nooit om woorden verlegen was onder het preken, naar binnen toe was hij kennelijk iemand met veel moeiten en strijd, bang voor gemoedelijkheid en worstelend om de zekerheid des heils; genade door recht, God in Christus – en daarom terughoudend met woorden in zijn contacten.

Helder wordt gewag gemaakt van de door hem ondervonden tegenkanting, maar ook van de ontvangen waardering. Verguisd en ook bemind. Afgevallen, maar ook bijgevallen. Jammer is het geweest dat ds. Dorsman niet meer gesproken heeft in vergaderingen, hij voerde er zijn zwijgzaamheid onnodig (en onbedoeld?) te ver door. Er waren bestuursvergaderingen waarin hij nauwelijks zijn stem liet horen, terwijl daar toch, objectief gesproken, wel aanleiding toe en ruimte voor was. Was het alleen zijn gesloten karakter, of ook ontdekking? Hij placht te zeggen: „Hoe meer een mens ontdekt is aan zichzelf, hoe meer hij zwijgt.”

Studiezin
Jammer is ook dat zo weinig blijken van zijn alom erkende kennis en studiezin zijn nagelaten. Een deel van zijn vermaarde bibliotheek is op het partijbureau van de SGP terechtgekomen, vooral vele van Groen van Prinsterers geschriften. Veel blijkt gelezen te zijn, weinig is hij er aan toe gekomen er via pennenvruchten anderen in te doen delen.

Kritiek op een enkel element in het boek is er ook. Degenen die ds. Dorsman van nabij hebben gekend, zullen met mij eraan twijfelen of het in zijn geest was tijdens een kerkdienst foto's te maken en die later te publiceren (blz. 77). Ook valt te betwijfelen of hij zou gewild hebben dat zijn terloopse opmerking over de prediking van ds. W. H. Blaak (via een noot op blz. 244) op deze wijze aan de vergetelheid werd ontrukt. Een beetje een risico dat is verbonden aan het via persoonlijke herinneringen en impressies opbouwen van een levensverhaal, een genre dat het heden ten dage goed doet. Maar het moet uiteraard wel met de nodige zorgvuldigheid geschieden.

Een enkele onnauwkeurigheid kwamen wij tegen: de datum van de receptie in Schelluinen (blz. 64), die niet strookt met de mededeling op de trouwkaart; de naam van G. van Malkenhorst (blz. 92) en in noot 137 (op blz. 246) het sterfjaar van ds. J. H. Koster, dat niet 1941 is. Het boek leest overigens prettig, is royaal geillustreerd en is geschreven met respect voor en vanuit verbondenheid met de predikant en zijn gemeente Staphorst. Het kan dan ook hartelijk worden aanbevolen.