Boekrecensie

Titel: Licht op Deventer. De geschiedenis van Overijssel en met name de stad Deventer, Boek 6 (1619-1640)
Auteur: Jacobus Revius

Uitgeverij: Verloren
Hilversum, 1998
ISBN 90 6550 597 0
Pagina's: 175

Recensie door A. Goudriaan - 20 januari 1999

Zesde deel van kroniek over Deventer vertaald

Ook als historicus
blijft Revius theoloog

Jacobus Revius (1586-1658) is tegenwoordig bijna alleen nog bekend als dichter. Toch was deze liefhebber van taalkunst en muziek voor alles theoloog. Jarenlang was hij predikant in zijn geboortestad Deventer, waarvan hij ook de geschiedenis beschreef. Het laatste deel van zijn kroniek van Deventer is onlangs in het Nederlands vertaald.

De veelzijdige theoloog was, behalve predikant, ook corrector van de concept-Statenvertaling van het Oude Testament en sinds 1642 regent –met de status van hoogleraar– van het Statencollege in Leiden. Hij schreef bovendien scherpzinnige filosofische werken. In 1644 verscheen zijn omvangrijke commentaar op de toentertijd invloedrijke ”Metafysische disputaties” van de Spaanse jezuïet Francisco Suárez. ”Suárez gezuiverd” bevat reeds kritiek op Descartes, met wie Revius als Deventer predikant al had gesproken. Die bestrijding van Descartes en diens volgelingen heeft hij in zeven andere geschriften, tot in 1655, volgehouden.

Al zijn werkzaamheden beletten Revius niet om bovendien als geschiedschrijver naar buiten te treden. In 1650 publiceerde hij in goed Latijn ”Zes boeken over het verlichte Deventer, of geschiedenis van de Deventer stad”. Op initiatief van de Overijsselse Bibliotheek Dienst hebben classicus A. W. A. M. Budé, neolatinist C. L. Heesakkers en historicus G. T. Hartong na deel vijf (in 1995) nu ook het (laatste) boek zes in het Nederlands vertaald. Het resultaat verdient lof; het is jammer dat de vertalers hun werk nu stopzetten.

Kroniek
Boek zes beschrijft de geschiedenis van Deventer van 1619 tot 1641 (de titelpagina spreekt van 1640). Het is historisch vooral waardevol omdat Revius zelf in deze periode heeft geleefd. Bovendien heeft hij hoogleraren van het Athenaeum Illustre (geopend in 1630) hun eigen levensloop laten beschrijven. Daaraan danken we autobiografieën van G. van Isendoorn, J. Christenius, M. Schoock, J. F. Gronovius en H. van Diest.

Ook dit deel is opgezet als een kroniek: Revius beschrijft per jaar de belangrijke gebeurtenissen. Hij heeft voor veel dingen interesse, maar de meeste aandacht gaat uit naar ontwikkelingen in kerk en wetenschap. In zijn opdracht aan het stadsbestuur van Deventer (die hier gelukkig ook is vertaald) had Revius die twee, wetenschap en vroomheid, al in het middelpunt gezet. Terecht schrijft de Leidse hoogleraar Heesakkers daarom zijn inleiding –overigens met sympathie voor Revius– onder het hoofd ”Gereformeerd en geleerd”. Zo bezien betekent de titel ”Licht op Deventer” niet alleen dat Revius „Deventer in het zonnetje” zet, maar dat over Deventer het licht van het evangelie van Jezus Christus en het licht van wetenschap heeft geschenen. Revius blijft als historicus theoloog. Ook zijn ”Geschiedenis van de Roomse pausen” (1632) had hij niet uit pure liefhebberij gepubliceerd, maar om de leer van de antichrist zuiver te houden.

Register
De vertaling leest goed. Ter wille van de leesbaarheid wordt het Latijn niet altijd letterlijk vertaald. Griekse woorden worden soms in de vertaling overgenomen (in orthografie op het inlegvel).

De aantekeningen bieden veel informatie en noemen bij oude werken soms bibliotheeklocaties. Dat had ook gekund bij Revius' anticartesiaanse werken die nu nog onvindbaar heten. Een gelukkige greep is de vermelding van de bladzijdenummering van 1650, waarop het namenregister betrekking heeft. Mede daardoor is de vertaling onmisbaar voor wie het oorspronkelijke registerloze werk bestudeert. Een verwijzing naar de overzichten die de jurist B. van 't Hof in 1937 in de ”Verslagen en Mededeelingen” van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis publiceerde, was zinvol geweest. Portretten, afbeeldingen en bijlagen completeren de vertaling.

Revius zelf spreekt niet vaak een uitdrukkelijk oordeel over de beschreven gebeurtenissen uit. De feiten en hun loop spreken veelal voor zichzelf: niet voor niets eindigt de geschiedenis van de apostolisch vicaris van Holland, Rovenius, met zijn vonnis. Revius geeft niet zo nadrukkelijk een theologische uitleg van de geschiedenis als Augustinus in zijn boek ”Over de stad Gods”. Soms zien Revius en zijn bronnen in de gebeurtenissen een zegen of gericht van God. Maar de wonderen van de Allerhoogste zijn bij hem niet de leidende gedachte zoals later in de zeventiende eeuw bij Abraham van de Velde.

Streng betoog
Gaandeweg het boek blijkt dat Revius met een hedendaags en formeel leeg begrip als ”oecumene van het hart” hoogst ongelukkig zou zijn geweest. De lezer van nu, gewend aan de relativering van kerkelijke belijdenissen, wordt aan het denken gezet door het strenge betoog, waarmee een sympathieke Johannes Schotlerus in 1623 zijn overgang van de remonstrantse naar de gereformeerde leer verantwoordt. De provinciale synode, niet bereid over één nacht ijs te gaan, voert met Schotlerus nog een stevig gesprek voordat deze in de kerk van Kampen „zeer emotioneel” zijn schuld belijdt.

Revius is overtuigd van de waarheid en dus ook van de algemene geldigheid van de hervormde leer van Dordt. Daarom vermeldt hij geregeld wie de formulieren van eenheid ondertekenen: niet alleen predikanten, maar ook ondermeesters van de Latijnse school, Waalse en Nederlandse meesters, ziekenbezoekers en Athenaeum-hoogleraren. Vermeldenswaard vindt hij ook dat kinderen van roomse ouders op de openbare school van Deventer de Catechismus moesten leren en preken aanhoren.

Dezelfde overtuiging bracht Revius ertoe samen met Frederik Sylburgius de Nederlandse belijdenisgeschriften in het Grieks (en Latijn) te vertalen en aan patriarch Cyrillus Lukaris van Constantinopel te zenden. Dat was een daad van oecumenische betekenis, omdat de patriarch in feite de Reformatie toegedaan en van de arminiaanse theologie op de hoogte was. Toen Lukaris instemmend reageerde, bewerkstelligde Revius bij de Staten-Generaal de verzending van 200 exemplaren naar Constantinopel. Internationale contacten blijken trouwens ook uit door Revius afgeschreven brieven om hulp vanuit Genève, La Rochelle en Zweibrücken.

Werkkracht
Revius eindigt zijn boek met een bondige autobiografie. Met genoegen vertelt hij over zijn studiereis door Frankrijk en over de uitstapjes die hij daar maakte. Kort schrijft de 62-jarige man dat zijn eerste vrouw, Christina Augustijn, gestorven en slechts een van de negen kinderen uit zijn huwelijk met haar nog in leven is.

Dat Revius bij zijn vertrek uit Deventer door twee (!) predikanten werd opgevolgd, zegt genoeg over zijn werkkracht. Die zette hij ook in voor zijn stad Deventer waarvan het geschiedverhaal –zoals hij schrijft– bijdraagt aan de eer van God, de milde Gever van al het goede.