Recensie door ds. T. C. Guyt - 6 januari 1999
Verwarring over
de Verlosser
De verzoening is in de kerkelijke en theologische discussie een veelbesproken thema. Niet in de laatste plaats door de publicatie van prof. dr. C. J. den Heyer is de discussie weer opgelaaid over de vraag of we kunnen en mogen spreken van verzoening doordat aan het heilig recht van de Vader is voldaan door het offer van Christus. Alsook over de vraag of we in het algemeen kunnen spreken van Jezus als Verlosser van de zonden, of dat wij ten hoogste kunnen spreken van Jezus als Leraar, Die ons de weg naar het Koninkrijk wijst.
Op deze vragen gaat ook dr. Chr. Smalbrugge-Hack in in het boekje Leraar of Verlosser; verwarring over Jezus. De schrijfster wil de moderne mens helpen in de verwarring die is ontstaan door de verschillende beelden die van Jezus worden geschetst. Het is begrijpelijk dat velen zich afvragen: Wat kan ik nog geloven? En: Wat is door de moderne theologie volstrekt als achterhaald aan de kaak gesteld?
Als ik de schrijfster goed begrijp, vindt ze het triest dat in die onzekere situatie de gemeenteleden hun heil zoeken óf bij de Evangelische Beweging óf bij New Age. Zij wil de mens van deze tijd als het ware een harmoniemodel aanreiken en daarmee ook helderheid bieden ten aanzien van de vraag wie Jezus is. Daarbij komt zij na een aantal exegetische hoofdstukken tot de conclusie dat we niet behoeven te kiezen tussen Jezus als Verlosser of Jezus als Leraar. Neen: Jezus is tegelijk Verzoener en Leraar.
Johannes
We kunnen vanuit de klassiek-gereformeerde theologie deze conclusie bij een oppervlakkig lezen onderschrijven. We lezen immers in 1 Johannes 2:2 : En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld. En wat het Leraar-zijn van Christus betreft kunnen we wijzen op Johannes 7:16: Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft.
Trouwens, hoe vaak lezen we niet dat velen zich ontzetten over Zijn leer. Alleen, de wijze waarop mevrouw Smalbrugge-Hack met name het begrip Verzoener invult, roept vele kritische vragen op. Dan blijkt dat ze in conflict komt met de bijbelse en klassiek-gereformeerde leer van de verzoening door voldoening. Als ze schrijft over het kruis en de opstanding van Christus, zien we dat ze van de notie plaatsvervanging nog wel wil weten, maar ze ontkent dat in het lijden en sterven van Christus de notie straf een legitieme plaats inneemt. Letterlijk zegt ze: Het gaat in het verhaal van Jezus' dood niet om een straf van God, een genoegdoening (satisfactie) aan een God die toornig is.
Beleving
Ongetwijfeld speelt in het kruisverhaal de beleving van wet, schuld en verzoening een rol (hoofdstuk 4). Maar eerst is er de plaatsvervanging die we in het kruislijden en de opwekking van Jezus ervaren (blz. 73 en 74). En: Niet vanwege een bepaalde straf, maar vanwege zijn verantwoordelijkheid als vertegenwoordiger van God en van mensen verzoent Hij ons met God en de naasten die wij uit de weg gingen. (blz. 78).
Mijn vraag is dan: Levert het bijbels getuigenis niet zelf het bewijs van de gedachte dat Christus de straf van de Vader over de zonden van Zijn Kerk gedragen heeft? We kunnen denken aan de bekende woorden uit Jesaja 53: De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. En heel Jesaja 53 wordt in het Nieuwe Testament uitgelegd met het oog op Jezus Christus (vergelijk Handelingen 8:35).
We kunnen eveneens denken aan Galaten 3:13: Christus heeft ons verlost van de vloek der Wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.
Centrale notie
Hier wordt door de schrijfster een centrale notie van het belijden ontkend. Hoe sympathiek haar poging ook overkomt om tegenover dr. Den Heyer en anderen vast te houden aan de gedachte van de verzoening, toch kan de invulling daarvan op grond van de Schrift niet verantwoord worden geacht.
Nog meer passages uit het boek roepen vragen op. Zo zegt de schrijfster op bladzijde 47 van Christus: Een mens, geen godenzoon. Hij is een concreet beeld: een mens om aan te geven hoe God de door Hem aangeboden relatie wil invullen. Een mens die de godennaam draagt, invult en het effect van Gods bezig zijn met deze wereld letterlijk gestalte geeft. Immers een god waarnaar verwezen kan worden als slechts drie letters lijkt teveel op één van de soort in het pantheon van de godheden.
Hiermee ontkent de schrijfster dus in feite ook het eeuwige Zoonschap van Christus. Van een Jezus Die eenswezens is met de Vader, wil zij, als ik het goed zie, niet weten. En dat wordt toch in de Schrift duidelijk geleerd. Ik denk aan 1 Johannes 5:20: Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij de Waarachtige kennen, en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. Verwezen zou ook kunnen worden naar schriftgedeelten als Johannes 1:1-3 en Hebreën 1:1-10.
Al met al moet ik zeggen: Een boek dat aan wezenlijke bijbelse noties voorbijgaat en daarom in de hedendaagse discussie over de verzoening geen duidelijk belijnde antwoorden geeft.
|