Boekrecensie

Titel: Voorbij de Vadermoord. Over het christelijk geloof in God, de Schepper
Auteur: E. P. Meijering

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1998
ISBN 90 242 9422 3
Pagina's: 153
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door dr. W. H. Velema - 6 januari 1999

Populaire dogmatiek
van een remonstrant

Op de achterkant van ”Voorbij de Vadermoord” lezen we dat het boek bedoeld is „voor wie vraagt naar de substantie van het christelijk geloof en een mogelijke vertolking daarvan in onze tijd.” Deze zinnen onthullen inderdaad de bedoeling van de schrijver. Wat betekent het voor de mens van vandaag als we zeggen: Ik geloof in God? Zowel de inhoud van dat geloof als de hedendaagse verwoording ervan komt in dit boek ter sprake.

E. P. Meijering, de auteur, is remonstrants predikant en hoogleraar in Leiden. Hij is wat men noemt patristicus, kenner van de geschriften van de kerkvaders; zowel van de Latijnse als van de Griekse kerkvaders. In tal van publicaties heeft hij van de grondige kennis van zijn vakgebied getuigenis afgelegd.

Het boeiende in het werk van prof. Meijering is dat hij de lijnen doortrekt naar de Reformatie en naar onze tijd. Hij vergelijkt de reformatoren en schrijvers uit deze en de vorige eeuw met de kerkvaders. Hij doet dit, zij het in dit boek zeer summier, telkens in de inleidende paragraaf tot de onderdelen van de hoofdstukken over God en over de Schepper. Zo komen thema's als: God is in Zichzelf al volkomen, God is eeuwig, God is alomtegenwoordig, Gods almacht en Gods liefde, er is een meervoud in de levende God, Gods eeuwige besluiten en Gods verkiezende liefde, aan de orde. De enigszins populaire bespreking van deze thema's vindt plaats in een soort gesprek met de lezer. Vandaar de uitdrukking „een mogelijke vertolking daarvan in onze tijd.”

Populair
Aan de bespreking van het thema gaat in kleine letter vooraf de informatie over en de confrontatie met schrijvers uit oude tijden en uit onze tijd. Het is een boek dat getuigt van grote geleerdheid, maar dat toch eenvoudig is geschreven voor degene die met de schrijver wil meedenken. Een soort populaire dogmatiek van een dogma-historicus.

Het is wel zo dat deze dogmatiek alleen de leer over God, de Schepper behandelt. Of er nog andere delen komen, wordt niet duidelijk. De lezer verwacht het wel. Het boek laat nu een aantal draden hangen waaraan verder geknoopt moet worden. De onduidelijkheid hierover vind ik enigszins onbevredigend.

Wat wil de schrijver met dit boek? Uit zijn ”Woord vooraf” blijkt dat hij antwoord wil geven op de vraag naar de verhouding van Schrift en traditie. In een vroegere publicatie heeft hij de Schrift een deel van de traditie genoemd. Nu blijkt dat hij toch een duidelijke cesuur ziet tussen Schrift en traditie. Hij gebruikt zelf het woord cesuur niet.

Verkondiging
Het geloof put uit de Schrift en is ook gegrond op de Schrift. Toch wordt de verhouding niet geheel duidelijk. Verkondiging volgt op de Schrift, maar gaat er ook aan vooraf. Hoe bedoelt de schrijver dat? Lezen sommige mensen de Schrift pas nadat ze eerst de verkondiging gehoord hebben? Of bedoelt hij te zeggen dat de verkondiging soms ook chronologisch en zakelijk aan de Schrift voorafgaat? Ik kan me die positie niet voorstellen, maar de schrijver zou zich er toch duidelijker over moeten hebben uitgelaten. Voor de Reformatie was de leer omtrent de Schrift een kernpunt.

De schrijver spreekt vanuit en over het geloof in God, de Schepper. Hij doet dat op een antimoderne wijze. Zelf gebruikt hij ter typering van het hedendaagse denken de bekende term ”relationeel denken”. Die wijst hij niet alleen af. Hij bestrijdt hem. Zijn bezwaar is dat daardoor God en mens op één lijn komen te staan, ja dat God eigenlijk de mens nodig heeft. Welnu, dat is voor de schrijver een gruwelijke gedachte. Dan verlies je de God en Vader van Jezus Christus. De mens wordt dan op Gods niveau geplaatst, of God wordt neergehaald naar menselijk niveau.

Platoons
De afwijzing van het relationele denken is een fundamentele aanval op een groot deel van de hedendaagse theologie. Daarvoor in de plaats komt een stuk klassieke theologie. De deugden van God worden vanuit het oud-christelijk denken besproken in aansluiting bij de Reformatie.

Met name deze laatste lijn betekent een afwijzing van de platoonse invloed op de oud-christelijke godsleer. Zo staat de schrijver op twee fronten: tegenover het relationele denken en tegenover platoonse invloed in het christelijk geloof. Hij komt op voor het belijden van Gods genade in Jezus Christus. Verkiezing en verwerping, hemel en hel zijn werkelijkheden van het geloof. De manier waarop over Gods almacht en Gods liefde, over Gods besluiten en Gods eeuwigheid wordt gesproken, betekent een teruggrijpen achter moderne opvattingen op het klassiek-reformatorische denken.

Berkhof
Nergens heb ik in het oeuvre van de auteur deze opstelling tussen beide fronten zo duidelijk beschreven gevonden als in dit boek. God wordt beleden als de in Zichzelf drie-enige God. Tegenover bijvoorbeeld Berkhof is er niet enkel van een openbaringstriniteit te spreken, maar ook van wezenstriniteit. Het doet een gereformeerd mens goed deze dingen door een remonstrants hoogleraar beleden en beschreven te zien worden.

Over de verkiezing zou ik nog wel wat verder willen discussiëren. Zo ook over verwerping. In hoeverre komt het standpunt van de auteur niet hierop neer dat een mens door zich van God en Zijn genade af te keren, zichzelf verwerpt?

Eén punt moet ik nog noemen. De schrijver spreekt vanuit het geloof. Zijn theologische reflexie, zijn wetenschappelijke theologie loopt daarmee niet parallel. Hij aanvaardt in de theologie een stuk modern denken dat naar mijn gedachte niet verenigbaar is met het christelijk geloof. Op deze tweespalt heb ik ook reeds gewezen bij de bespreking van een eerder werk van de auteur.

Wetenschap
Wel zeg ik met waardering dat voor hem het geloof boven de wetenschap uitgaat. Dat biedt hem een zekerheid die hij niet aan de wetenschap ontleent.

De bedoeling van de titel is voor mij niet helemaal duidelijk. Ik houd het erop dat de schrijver wil zeggen: met het relationele denken wordt de Vader vermoord. Gelukkig, zo is dan zijn conclusie, hebben we de Vader teruggevonden. Of deze uitleg juist is, blijft voor mij de vraag. Die vraag is typerend voor dit boek. Ik heb het overigens met veel waardering gelezen. Moge deze bespreking een uitnodiging aan de auteur zijn om zich tegenover zijn lezers verder te verklaren, in het spoor dat hij met dit boek heeft getrokken.