Boekrecensie

Titel: Medische ethiek
Auteur: prof. dr. J. Douma
Uitgeverij: Kok
Kampen, 1997
ISBN 90 242 6059 0
Pagina's: 360
Prijs: ƒ 59

Recensie door dr. R. Seldenrijk - 31 december 1998

Medische ethiek vanuit
pro-life-standpunt

Prof. dr. J. Douma is anders dan veel christelijke ethici die hun religieuze inzichten bij de deur achterlaten en vervolgens precies als ieder ander schrijven over medisch-ethische onderwerpen. Voor hem is er geen conflict tussen wat goed christelijk en goed redelijk is. Vanuit zijn pro-life-standpunt treedt hij ook nieuwe ontwikkelingen in de medische wetenschap open tegemoet. Met het boek “Medische ethiek” is de eerste publicatie in zijn nieuwe zesdelige serie “Christelijk ethiek” verschenen. Dat juist dit zesde deel van de serie als eerste verschijnt, hangt samen met het emeritaat als bijzonder hoogleraar medische ethiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Wie zich in de ethiek wil verdiepen, vindt in dit boek uitstekend studiemateriaal. Het boek bestaat uit zestien hoofdstukken. In de eerste drie worden algemene begrippen en grondlijnen binnen de ethiek besproken: wat is ethiek, waar is het terrein van de medische ethiek en waarmee houdt de christelijke medische ethiek zich bezig? Hoe staat het met christelijke opvattingen (rekening houdend met schepping, zondeval en herschepping) in de confrontatie met de “algemene” (medische) ethiek? Interessant is het te constateren dat in de (wijsgerige) medisch-ethische literatuur de liefde (Romeinen 13:8 e.v.) zelden, maar de gulden regel (Matthéüs 7:12) vrij geregeld wordt geciteerd.

Voor het vormen van ons oordeel moeten we uit meer bronnen putten dan uit de Heilige Schrift alleen. Vandaar dat de meeste hoofdstukken verwijzen naar de grondprincipes uit het algemeen geciteerde boek van Beauchamp en Childress: “Principles of biomedical Ethics”.

Prof. Douma (1931) onderzoekt acht verschillende visies, die alle op een bepaald aspect de nadruk leggen. Zo legt de zorgethiek (waarin vrouwen het voortouw hebben genomen) nadruk op emotionele relaties: zij komt op voor mensen die in het rechtendiscours geen of moeilijk partij kunnen zijn, zoals zwaar gehandicapten die afhankelijk zijn van goede gezondheidszorg. Ook als we rekening houden met alle goede elementen in deze verschillende visies, blijkt dat de christelijke visie niet samenvalt met een van die opvattingen. We moeten samenwerken zolang het gaat; maar ook alleen durven te staan als Daniël eertijds, die nee zei tegen de meerderheid, omdat het ging over zaken die God hem verbood.

Mondiger
Een deel van de besproken thema's zal wellicht ook terugkomen in het eerste deel van de serie “Christelijke ethiek”. Daarin zal het onder meer gaan over de grondslagen en de geschiedenis van de christelijke ethiek in confrontatie met de wijsgerige ethiek. De volgende delen dragen achtereenvolgens de titel “De Tien Geboden en de Bergrede”, “Natuur en cultuur”, “Samenleven in en buiten het huwelijk”, “Het sociale en politieke leven” en “Medische ethiek”. Er was reden om met dit laatste boek te beginnen, zo schreef ik hiervoor.

Na de algemene inleiding gaat prof. Douma in op de verhouding tussen arts of verpleegkundige en de mondiger geworden patiënt, die zich meer dan voorheen bezint op wat medisch-ethisch verantwoord is. Ook gaat hij in op de vraag wanneer een arts en een verpleegkundige deugt, op waarheid en leugen aan het ziekbed („moreel gezien is het onjuist in de leugen een medicijn te zien”) en op het beroepsgeheim.

Daarbij vergeet hij de wilsonbekwame patiënt (zoals met een ernstige verstandelijke handicap, in coma of met dementie) niet.

In het zesde hoofdstuk gaat het om rechtvaardige verdeling van schaarse middelen en de vraag of we het recht op gezondheidszorg –bijvoorbeeld wegens verslaving– kunnen verspelen. Bij genetische manipulatie (hoofdstuk 7) gaat het niet om verandering van de aard van de organismen, maar om het toevoegen van eigenschappen. Voor een verantwoorde visie is het van belang hoe wij de mens zien: al is de mens geen heer over de schepping, hij is wel rentmeester over het geschapene.

Herbergzaamheid
Vanaf hoofdstuk acht wordt het prille leven behandeld. Bij abortus provocatus wordt gewezen op de beschermwaardigheid vanaf de conceptie. Directer dan de gulden regel onthult het zesde gebod het kwaad van abortus provocatus. Afwijzing is niet voldoende. De grootste nood ligt niet in de ongewenste zwangerschap, maar in de wijze waarop zij nu vaak moet worden verwerkt. Daarom: vergeet de herbergzaamheid niet (Hebreën 13:2)! Bij de bespreking van anticonceptie wil prof. Douma niet weten van een natuurwet: voor hem is regulerend wat de Bijbel zegt over het huwelijk als unieke relatie. Ik mis in deze bespreking het condoom.

Daarna komen kunstmatige inseminatie en de ethiek van in-vitrofertilisatie aan de orde: techniek, donorelement, technisch element, selectie-element, restembryo's en de visie op mens-zijn. Ten aanzien van neonatologische problemen gaat het vooral om problemen rond gehandicapt leven: kwaliteit en niveau van leven, doen of laten. Ook wordt aandacht gevraagd voor bloedtransfusie en vaccinatie: weigering om eigen kinderen met deze middelen te behandelen acht Douma moreel gezien verkeerd.

Stervensbegeleiding
De hoofdstukken twaalf tot en met vijftien gaan over de houdingen tegenover het lijden, de dood en doodscriteria: onverzoenbaar tegenover elkaar staan het geloof in God Die in geboorte, leven, lijden en dood Zijn hand heeft én het geloof in het zelfbeschikkingsrecht. In het hoofdstuk over euthanasie wordt uitgelegd wat er nu wel en wat er niet onder valt. Goede stervensbegeleiding zal de vraag naar euthanasie beperkt houden. Het argument van het hellend vlak is zeer algemeen. In het kader van euthanasie is dit argument alleen legitiem in de strijd tegen niet- en onvrijwillige euthanasie.

Beëindiging van de behandeling is geen synoniem voor euthanasie. In dit verband wijst Douma ook op het onderscheid tussen medisch zinloos en zinloos medisch handelen en op langdurig comateuze patiënten. Bij een beslissing tot wel of niet of niet meer behandelen gaat het om de vraag of die behandeling wel of niet proportioneel is, in verhouding staat tot het probleem en het te verwachten resultaat. Het is onjuist behandelingen te blijven eisen die geen belang van de patiënt meer dient. Absolute eerbied voor het leven valt buiten een christelijke opvatting: wij zijn eerbied verschuldigd aan de HEERE van het leven (Deuteronomium 32:39; 1 Samuël 2:6; Handelingen 17:25).

Prof. Douma wijst hulp bij zelfdoding af: preventie ervan is onze taak. Duidelijker dan Douma geeft drs. K. Exalto in “De dood ontmaskerd” aan dat Gregorius Mees, Simon Oomius en bijna alle oude gereformeerde theologen een mild standpunt hebben ingenomen, hoewel zij de zelfmoord zélf als een afschuwelijke zonde brandmerkten.

Transplantatie
Het laatste hoofdstuk betreft de transplantatiegeneeskunde (ieder moet volgens zijn eigen besef en dus van harte ten volle overtuigd zijn; in principe ligt hier geen verschil met welke medische operatie ook) en het ter beschikking stellen van het lichaam ten dienste van de wetenschap. In dit hoofdstuk gaat het ook over transseksuele operaties, een combinatie die ik minder gelukkig gekozen vind.

Ik hoop dat dit in mijn ogen waardevolle boek een zo brede ingang vindt dat diverse herdrukken volgen. Met het oog daarop heb ik de auteur gewezen op enkele (druk)foutjes en andere details die niet in een boekbespreking thuishoren.

Het boek zet in met een uitvoerige inhoudsopgave. Ieder hoofdstuk bevat een duidelijke begripsbepaling en wordt afgesloten met een trefwoordenlijst en een overzicht van geciteerde literatuur. Aan het eind zijn een zaakregister en een naamregister opgenomen, waardoor de inhoud van dit boek goed toegankelijk is. Het uitzien is naar de overige in het vooruitzicht gestelde delen.