Boekrecensie

Titel: Zijn en tijd
Auteur: Martin Heidegger
Uitgeverij: Sun
Nijmegen, 1998
ISBN 90 6168 630 x
Pagina's: 559
Prijs: ƒ 79,50

Recensie door K. van der Zwaag - 31 december 1998

Als angst het laatste
woord heeft

Wat is de mens en waar gaat hij heen? Door de eeuwen heen is die indringende vraag gesteld. De Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) hield zich er intensief mee bezig. Zijn hoofdwerk “Sein und Zeit” (1927) is nu in het Nederlands vertaald en trekt nationaal de aandacht. Het boek is in de pers terecht een „handboek van het leven zonder God” genoemd. Hoe Heidegger de mens beschrijft, wekt herkenning op in een tijd die gedomineerd wordt door wetenschap en techniek en waar de mens op de vlucht is voor zichzelf én voor God.

Heidegger beschouwt de mens als een wezen dat niet alleen bestaat in deze wereld, maar ook de vraag stelt naar wat hij noemt het „Zijn”. Daarmee bedoelt hij een uiteindelijke werkelijkheid die aan het bestaan op deze wereld haar zin verleent. Heideggers terminologie heeft een religieuze achtergrond, zodat we kunnen zeggen dat achter het „Zijn” Gods werkelijkheid verschijnt. Zijn kritiek op de westerse cultuur is dat die zich kenmerkt door „Zijnsvergetelheid” (Seinsvergessenheit), een term die zijn tijdgenoot de joodse denker Martin Buber omschreef als „Godsverduistering”. Deze term heeft enkele jaren geleden de discussie over de secularisatie in kerkelijke kringen in Nederland beheerst.

Crisistijd
De vertaling van Heideggers grondleggende werk “Sein und Zeit” heeft vele jaren in beslag genomen. Dat is niet verwonderlijk. Het boek is nagenoeg onleesbaar – door vele neologismen, bizar woordgebruik en diepzinnige taalfilosofische gedachtegangen. Toch is het als een standaardwerk in de twintigste eeuw te beschouwen. Waarom? Omdat het een goed beeld geeft van de westerse cultuur na de Eerste Wereldoorlog, een tijd van crisis, instorting van idealen, opkomende techniek en wetenschap die de mens zelf echter achterliet in radeloosheid.

De betekenis van Heidegger is dat hij zijn filosofie niet tot een product van de studeerkamer maakte, maar wilde nadenken over de mens. “Sein und Zeit” bracht een traditie op gang die hem tot grondlegger van het moderne existentialisme maakte. Zijn nadenken over de mens in zijn dagelijkse zorgen, zijn „geworpen-zijn” in het leven, het leven als een leven naar de dood, de ervaring van de angst en het „Niets”, het heeft tot de verbeelding gesproken van de generatie van de twintigste eeuw.

Ook de generatie na de Tweede Wereldoorlog herontdekte deze thema's, die verder uitgewerkt werden door denkers als Camus, Sartre, Marcel en Jaspers. Hoewel de eigenlijke voorloper van het existentialisme, S. A. Kierkegaard, een christen was, is de religieuze 'bovenverdieping' bij Heidegger geheel verdwenen. Terwijl Kierkegaard sprak van het geloof dat de angst overwint, bleef Heidegger van dit geloof verstoken en behield de angst het laatste woord.

Vergetelheid
De kern van Heideggers kritiek op de westerse filosofie vanaf de Grieken is dat zij God en de bovennatuurlijke werkelijkheid tot een „ding” gemaakt heeft en overweldigd heeft door het rationele denken. De mens is een „zijnde onder de zijnden”. Ook God is tot een „zijnde onder de zijnden” gemaakt. Slechts een object, waarbij volgens Heidegger vergeten is om de vraag naar het „Zijn” te stellen.

Heidegger heeft deze vraag bewust opgepakt en een antwoord willen zoeken vanuit de mens zelf. De mens hoort bij, wat hij noemt, het „Dasein” (letterlijk: er zijn), onderscheiden van het „Zijn”. Het probleem is dat de mens het denken niet gebruikt heeft om contact te zoeken met het „Zijn”. De westerse wetenschap heeft de vraag naar God verdrongen. Het technisch denken heeft de „zijnden”, maar niet het „Zijn” bedacht. Het heeft de mens tot een ding gemaakt, waardoor hij zichzelf heeft verloren.

Op de vlucht
Heidegger heeft de alledaagse mens getypeerd, die op de vlucht is voor zichzelf en de vraag naar het „Zijn” niet stelt. De mens is vervallen aan het „men”, zegt hij. We lezen en vergenoegen ons zoals „men” leest en geniet. De mens die leeft zoals de ander, verliest zijn bestaan in geleuter en gepraat. Wanneer de mens gedachteloos als massamens leeft, dan brengt het hem tot besef van schuld.

Schuld ziet Heidegger als de mens niet trots zijn eindigheid aanvaardt en op de vlucht gaat voor zichzelf. Het is een zich niet laten oproepen door het geweten om een leven in „eigenlijkheid” te leiden. Schuld ziet Heidegger in verband met het tekort, de eindigheid van het bestaan. Hij noemt het aanvaarden door de mens van zijn dood als een vooruitlopende vastberadenheid. Het menselijk leven is een „zijn-tot-de dood”. Dat is de diepste waarheid die over het leven wordt uitgesproken. De dood werpt de mens op zichzelf terug, maakt hem bewust van zijn eindigheid. Het leven is in het denken van Heidegger per definitie tragisch.

Zonder God
Heeft het zin om aandacht te vragen voor een werk als “Sein und Zeit”? Toch wel. In de eerste plaats omdat het werk terecht aangeduid is als het handboek van een leven zonder God. Dat typeert toch de huidige mens? We komen bij Heidegger een vorm van agnosticisme tegen. Hij ontkent niet het bestaan van God, alleen durft en kan hij er niets over zeggen. Ook in dit opzicht wekt hij herkenning in deze tijd.

In de tweede plaats heeft Heidegger invloed gehad op de moderne theologie. We denken aan de Duitse theoloog Rudolf Bultmann, die de bestaansstructuren van Heidegger gebruikte om de mens der zonde te schetsen in zijn zorg en beslotenheid in zichzelf. Het geloof zou dan datgene zijn wat de mens bevrijdt, zij het dat de boodschap bij Bultmann gepaard ging met kritiek op de historiciteit van de Bijbel, die ontdaan moest worden van zogeheten mythen. De leer van de laatste dingen gaat niet over de nieuwe schepping, maar over het nieuwe leven van de mens. Maar ook dan wordt de boodschap van het Evangelie toch weer in de mens besloten.

Twee woorden
We moeten over Heidegger met twee woorden spreken. Aan de ene kant heeft hij de structuur van de mens zonder God blootgelegd. Hij ontleende veel begrippen aan de christendenker Kierkegaard, maar terwijl de inhoud daarvan nog religieus nagloeide, voerden ze hem steeds meer van hun christelijke oorsprong af. Daarmee is ook de moderne mens getekend. Hij zweert God af, maar is er kennelijk niet vrij van.

Heeft Heidegger zelf God aanvaard? Buber heeft Heidegger verweten dat hij niet tot een werkelijke Godsverhouding is gekomen en dat God opgesloten bleef binnen het eigen bestaan. Het valt te vrezen dat Buber gelijk had. Heidegger verwierp het westers-theologische denken dat God als een zelfstandigheid opvatte, maar verwierp hij daarmee niet God als een bovennatuurlijk Wezen? Toch bleef hij als filosoof worstelen over God en de vraag naar het „Zijn”.

Wie de eigen cultuur wil verstaan en de mens die hij daar elke dag ontmoet, doet er goed aan kennis te nemen van Heideggers denkwereld. Wie verstaat dat de mens altijd deel uitmaakt van zijn cultuur, voelt ook de verplichting om kennis te nemen van deze cultuur.