Boekrecensie

Titel: Het kwaad of het drama van de vrijheid
Auteur: Rüdiger Safranski
Uitgeverij: Atlas
Amsterdam, 1998
ISBN 90 254 2088 5
Pagina's: 280
Prijs: ƒ 59,90

Recensie door B. S. van Groningen - 31 december 1998

Kwaad als mogelijkheid van de menselijke vrijheid

Vertrouwen dat alles goed komt

Het kwaad is geen begrip, maar een naam voor het bedreigende: het barbaarse, de chaos, het geweld en de beangstigende leegte zowel buiten het wereldruim als binnen jezelf. Rüdiger Safranski beschrijft het kwaad als een mogelijkheid van de menselijke vrijheid. Van hem verscheen in 1997 “Das Böse oder das Drama der Freiheit”. Dit jaar liet Mark Wildschut een vertaling van dit boek het licht zien: “Het kwaad of het drama van de vrijheid”.

We leven niet alleen in een maatschappij vol risico's, maar iedereen is voor zichzelf een risicofactor. Je komt van het kwaad niet los, je moet het ondervragen om erachter te komen wat er met jezelf aan de hand is. Het blijft een permanente bedreiging voor het vertrouwen in de wereld. De bezinning daarop brengt je ook in aanraking met vragen waarop de religies eens het antwoord vormden. In deze bespreking formuleren we enkele gedachten uit zijn boek, waarbij het moeilijk is het hele boek recht te doen.

Wie is Rüdiger Safranski? Hij werd in 1945 in Rottweil (Württemberg) geboren en leeft als schrijver in Berlijn. Hij schreef eerder biografieën over Schopenhauer, E. T. A. Hoffman en hij werd vooral bekend door zijn boek over Heidegger (ook in het Nederlands verschenen bij uitgeverij Atlas).

Waanvoorstelling
In “Het kwaad of het drama van de vrijheid” nodigt de schrijver de lezer uit op een avontuurlijke reis naar het hart van de duisternis. Welke halteplaatsen doen we bij het lezen zoal aan? De grote mythen, de zondeval (Genesis 3), Kaïn en Abel, Job, Prometheus, maar ook enkele antieke en christelijke pogingen om met het kwaad in het reine te komen, zoals Plato en Augustinus. Verder maakt hij gebruik van de strategieën om het kwaad in te dammen: van Hobbes tot Gehlen; de mislukte projecten ter verbetering van de mensheid sinds de Verlichting; de herhaalde pogingen een toren van Babel te bouwen en het gnostische alternatief: zich afkeren van de mislukte schepping.

Het geheel wordt gecompleteerd met een verborgen en onverholen aantrekkingskracht van het kwaad op de kunst (het schilderij op de voorkant van het boek is van Goya: “Moordende bandiet”, ongeveer 1800), in de Griekse tragedie, bij Sade, Baudelaire, Joseph Conrad en bij Nietzsche in zijn experimenten met het nihilisme. Ten slotte komt hij uit bij Hitler, in wie de duistere waanvoorstelling van de eeuw bloedige ernst werd.

Optimisme
Safranski gaat in dit boek niet uit van een centrale probleemstelling, maar laat het aan de lezer over om zich een eigen weg te banen door het vele materiaal dat hem wordt aangeboden. Zo kom je er als lezer ook niet achter waarom hij “Das Böse” eigenlijk heeft willen schrijven. Dat bevreemdt des te meer, omdat er onmiskenbare aanknopingspunten zijn te bespeuren met zijn eerder uitgegeven biografieën van Schopenhauer, Hoffmann en Heidegger. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn dat Safranski zichzelf nu eens rechtstreeks met het kwaad wilde confronteren.

Bij de presentatie van de Nederlandse vertaling van zijn boek heeft hij de samenhang tussen zijn eerder verschenen publicaties toegegeven en zet hij ook uiteen waarom hij ditmaal gekozen heeft voor een uitdrukkelijke uiteenzetting van het kwaad.

„Toen de Muur was gevallen, heerste er korte tijd een algemeen optimisme: het tijdperk van de dictaturen was voorbij en de democratie had definitief gezegevierd. Lang heeft dit optimisme niet geduurd: burgeroorlogen, etnische zuiveringen en moordpartijen hebben ons uit onze droom geholpen, en deden de vraag opkomen of we niet een te rooskleurig beeld hebben gekoesterd van onszelf. De vrijheid leidt niet vanzelf tot het goede, maar kan juist een bondgenootschap aangaan met het kwaad. Op de ambivalentie van de vrijheid moeten we ons uitdrukkelijk bezinnen”.

Navolging van het goede
Het boek eindigt ook heel vreemd en voor mij onbevredigend: „Indachtig het kwaad dat we kunnen doen en dat ons kan worden aangedaan, kunnen we altijd proberen te doen alsof een god of onze eigen natuur het goed met ons voorhad”.

Safranski's benadering van “God” is: wanneer we moreel juist handelen, ontkomen we er niet aan om erop te vertrouwen dat uiteindelijk alles goed komt. Ook al weten we zeker dat het niet zo is.

Ik mis in dit boek te zeer de overwinning van de Heere Jezus Christus, die machten van de hel heeft overwonnen. Zijn strijd en overwinning zijn niet onzeker. En Hij geeft via Paulus duidelijk de weg aan die een christen mag en moet gaan: „Overwin het kwade door het goede” (Romeinen 12:21). Waarom een boek waarin aan het kwaad zo veel macht wordt toegekend en een navolging van het goede (door Gods genade) veelal achterwege gelaten? We kunnen toch van het kwaad niet leven? Dit boek biedt voor ingewijden en geïnteresseerden veel stof tot nadenken, maar reikt niet die oplossing aan die nodig is om het kwaad te beteugelen! Daar is toch een ingrijpen van Hoger Hand voor nodig en... mogelijk! „Ik heb de wereld overwonnen!”