Boekrecensie

Titel: Tot profeet gesteld; Leven en werk van ds. J. van Haaren
Auteur: G. C. van Haaren e.a.
Uitgeverij: Gebr. Koster
Barneveld, 1998
ISBN 90 5551 117 x
Pagina's: 220
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door J. van 't Hul - 16 december 1998

Leven en werk van ds. J. van Haaren

Het is het nog steeds voelbare gemis van een man en van een vader, het is het verlies van een gewaardeerd herder en predikant, dat in hoge mate de toon van het vorige week verschenen boek “Tot profeet gesteld” bepaalt. Het beschrijft „leven en werk van ds. J. van Haaren”. Veertig jaar geleden werd hij in het ambt van dienaar des Woords bevestigd. Waarom dit boek? „Ter voortdurende herinnering”, zegt het titelblad. „Tot zegen”, zegt het Ten geleide.

„Domeneel”. Dat wilde de jonge Jan van Haaren worden. Al vroeg was er een innerlijke betrekking op de dienst des Woords. Maar dat pad was niet geplaveid, want Van Haaren werd in een rooms-katholiek gezin geboren. Het gezin kwam op wonderlijke wijze terecht in een kerkdienst van de gereformeerde gemeente te Rotterdam-Zuid. Die eerste dienst was voor vader Van Haaren meteen de beste. „Hij werd getroffen door een pijl uit Gods pijlkoker”. Zo liep het zoals het van hemelswege lopen moest, en op vijfjarige leeftijd werd Jan van Haaren door ds. W. C. Lamain gedoopt.

Na de oorlog verhuisde het gezin naar Putten. Kerkelijk vond men onderdak in Barneveld, waar in die jaren achtereenvolgens ds. J. Fraanje, ds. Chr. van de Woestijne en ds. Chr. van Dam stonden. In deze periode verdiepte zich het geestelijk leven van Jan van Haaren. Na veel strijd mocht hij hartelijk erkennen gedaan te hebben wat kwaad was in Gods oog. Toen behaagde het de Heere om Christus voor zijn zielsoog te ontsluiten.

Drie gemeenten
Op 21 juni 1955 werd Van Haaren, samen met P. Blok en C. Wisse, toegelaten tot de Theologische School in Rotterdam. Het maken van preken viel de student niet mee. „Wat gaat daar toch een tijd mee heen. Eerst kun je geen tekst vinden, dan weer geen punten of een inleiding; heb je deze dingen dan met veel moeite samen vergaderd, dan ga je wel honderd maal ondersteboven met het uitwerken van de punten, zodat je, als je hem meent af te hebben, van moedeloosheid geneigd zou zijn om de hele zaak maar weer te verscheuren. Toch mag ik niet klagen”.

Zwager ds. J. W. Kersten bevestigde op 25 juli 1957 het huwelijk van Jan van Haaren en Janny van der Spek. Het was ook ds. Kersten die kandidaat Van Haaren inleidde in zijn eerste gemeente, Kampen. Drie jaar later liep de weg naar de nog grotere gemeente van Rijssen. Hij dacht daar de komende tien jaar niet weg te gaan, maar slechts drie jaar later riep Amersfoort. En daar is hij zelfs negentien jaar gebleven.

Ds. Van Haaren was een schriftuurlijk-bevindelijke dominee, maar zodra iemand in zijn bevindingen doorzakte, zette de predikant hem weer met beide benen op de grond. „Zo hoorde ik eens iemand zeggen: „Ik ben wel geboren, maar ik ben nog geen kind”. Zeker, die persoon bedoelde het wel goed, maar deze uitdrukking keuren wij af. Immers, als men geboren is, zonder kind te zijn, dan is men een misdracht. Daarom, laten wij ons wachten voor al die dubbelzinnige uitdrukkingen, die veelal alleen maar gebruikt worden om iets bijzonders te zijn”.

Curatorium
Een groot deel van zijn ambtelijke leven is ds. Van Haaren betrokken geweest bij de Theologische School te Rotterdam. De generale synode van 1965 benoemde hem tot eerste secundus voor het curatorium, drie jaar later werd hij primus. In 1980 werd de predikant van Amersfoort docent aan de Theologische School, in de plaats van ds. A. Vergunst, die vertrokken was naar Kalamazoo. Samen met ds. A. Moerkerken zette hij zich met grote nauwgezetheid in voor het onderwijs aan toekomstige predikanten. Hij vroeg niet alleen aandacht voor gereformeerde theologen uit vroeger tijden, ook vond hij het van belang dat er kennisgenomen werd van de moderne opvattingen. In de bibliotheek van de school verschenen plotseling boeken van hedendaagse theologen die voorheen min of meer taboe waren.

De Amersfoortse predikant heeft vele functies bekleed. Hij verzorgde in De Saambinder de rubriek “Kort Kommentaar”, waarin ingegaan werd op maatschappelijke en kerkelijke ontwikkelingen. Namen die in “Kort Kommentaar” regelmatig opdoken, waren die van Buskes, Kuitert en Van Ruler. In 1962 werd ds. Van Haaren benoemd tot secundus (later tot primus) voor het deputaatschap bij de hoge overheid. Zo bezocht hij ook een nieuwjaarsreceptie van de Koningin. Daarover schreef hij later: „Bij onze koningin moet je je aan kledingvoorschriften houden, voorschriften waar en hoe laat je verwacht wordt. Bij de Koning der koningen kun je altijd terecht, al is het midden in de nacht en in je pyjama”.

Een tobber
Geijverd heeft ds. Van Haaren voor het behoud van de Statenvertaling, voor het reformatorisch onderwijs, voor het Reformatorisch Dagblad, maar hij bleef allereerst predikant. Daartoe had de Heere hem geroepen. Wie hem hoorde preken, meende al gauw dat dat hem heel gemakkelijk afging. „Achter de vaardige spreker, die zo beslist optrad, ging echter een arme tobber schuil. (...) En een arme tobber is hij gebleven, tot het einde van zijn leven”. De zaterdagen waren voor hem het moeilijkst, vooral als hij geen tekst kon vinden. „In die weg van moeite en vrees kwam een leven vol afhankelijkheid openbaar”.

De laatste facetten van het boek “Tot profeet gesteld” overstijgen de persoon van ds. Van Haaren. De lezer kan kennisnemen van zijn visie op de kenmerkenprediking, op bevindelijkheid, op appellerende prediking, op lijdelijkheid en bekommerde zielen, terwijl een bloemlezing van passages die typerend waren voor zijn stijl van preken de lezer meevoert in een speurtocht door zijn nagelaten geschriften.

Dit innemende boek, geschreven door zoon G. C. van Haaren en schoonzoon H. van den Top, besluit met een overzicht van de beroepen die ds. Van Haaren gedurende zijn ambtelijke loopbaan heeft ontvangen. Ds. P. Blok schreef het Ten Geleide.