Boekrecensie

Titel: Jezus, De God die mens werd
Auteur: Alister McGrath
Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 1998
ISBN 90 239 0843 0
Pagina's: 222
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door ds. G. J. Capellen - 9 december 1998

McGrath onderstreept identiteit van Jezus Christus

De waarde van de
tweede Persoon

Het boek “Jezus, de God die mens werd” heeft Alister McGrath bedoeld als ondersteuning voor hen die persoonlijk op zoek zijn naar de identiteit en de betekenis van Jezus Christus. Dat is een andere, veel positievere benadering dan die van Kuitert.

Kuitert schrijft “Jezus' nalatenschap van het christendom. Schets van een christologie”. Volgens Kuitert heeft Jezus nooit gedacht dat Hij Gods Zoon was. Hij was immers jood! Maar het is toch fundamenteel voor het christelijk geloof dat Jezus de Zoon van God is en mens geworden is om zondaren zalig te maken? Jawel, maar dat heeft de kerk ervan gemaakt. U begrijpt dat Kuitert op geen enkele manier recht doet aan de diepste motieven achter het geloof van de kerk der eeuwen in haar Heere en Zaligmaker.

Alister McGrath schrijft heel anders over de persoon van Jezus en Zijn betekenis voor ons. Hij maakte daarvoor uitgebreid studie van de persoon van Jezus in de Schrift en in de kerkgeschiedenis.

Drempel
Zijn boek valt grofweg uiteen in vier delen die evenveel vragen behandelen: Uit welke bronnen kunnen wij Jezus leren kennen? Was Jezus God of mens, of beide? Wat deed Hij? En wat heeft Hij voor ons, op de drempel naar de 21e eeuw nog te betekenen?

McGrath wijst de mening af dat de nieuwtestamentische geschriften subjectieve bronnen zouden zijn. De evangeliën zijn betrouwbaar, al zijn ze geschreven door mensen die in het geloof een band aan de Heere Jezus hadden. Wat hierbij niet gezegd wordt, is dat al de Schrift van God is ingegeven. De schrijver toont eerst aan dat Jezus echt bestaan heeft en dat Hij werkelijk gekruisigd is. Daarna wijst hij op de betekenis van dit historische feit. „Dat Jezus stierf, is een historisch feit. Dat Jezus stierf voor ons, is de inhoud van het evangelie” (blz. 37). Vergelijk Zondag 15 vraag en antwoord 37!

Dogma
McGrath beantwoordt de vraag: “Waarom moeten dogma's zo nodig?” op kundige wijze. De christelijke belijdenisgeschriften zijn geen dorre en dode formuleringen. Het is noodzakelijk om over God te spreken, hoewel onze woorden altijd ontoereikend zijn om uit te zeggen wie God is. Het gaat in de dogma's om de gemeenschappelijke ervaring van Gods volk door de eeuwen heen. Het gaat om wat de Kerk belijdt.

Wat het laatste betreft: ik vind dat dit wat duidelijker verwoord en aangereikt moet worden. Verder maak ik deze aantekening dat de geloofservaring van alle heiligen in de praktijk precies overeenkomt met wat de Schrift ons over Jezus Christus leert. De Schrift is norm en de beleving van het heil spoort daarmee (Zie Efeze 3:14-21)! God openbaart Zichzelf in Zijn Woord. Dat wordt klaar en helder beleden in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. „Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil Gods volkomenlijk vervat en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt” (artikel 7).

Verzameling
McGrath benadert de Schrift anders. Hij spreekt over Matthéüs, Marcus, Lukas als de mannen die in hun evangeliën een beeld van Jezus schetsen. „De evangeliën vormen een blijvende verzameling van herinneringen aan en interpretaties van Jezus, die door de christenen als authentiek zijn herkend; een verzameling die geleidelijk een totaalbeeld van Jezus Christus als Heere en Heiland totstandbrengt” (blz. 70). Opnieuw wordt de leiding en het werk van de Heilige Geest bij het proces van canonvorming verzwegen en uit het oog verloren.

In deel twee van het boek stelt de schrijver de persoon van Jezus centraal. Hij toont aan dat Jezus waarlijk is opgestaan. Hij verwijst onder andere naar Romeinen 1:3 en 4. De opstandingsgedachte, zegt hij, is overheersend in het Nieuwe Testament. Die gedachte paste niet in het joodse denkpatroon. Het is daarom van belang om oog te hebben voor het feit dat de vier evangeliën zo eensluidend over het lege graf berichten.

Namen
De schrijver noemt een aantal zaken die ervoor pleiten dat de opstanding van Jezus geschied is. Daarna gaat hij in op de vraag: “Wie is Jezus volgens het Nieuwe Testament?” In dit hoofdstuk bespreekt hij een aantal namen, zoals Messias, Heere, Zoon van God en God. Deze titels die aan Jezus worden 'toegekend', worden toegelicht. Hierbij let de schrijver ook op het lezerspubliek van de evangelisten. Wat hier onderbelicht is, is de Zelfopenbaring van Jezus. Denk bijvoorbeeld aan de “Ik ben-teksten” in het Johannesevangelie. Opnieuw mis ik het werk van de Heilige Geest. Het is immers de Heilige Geest, Die in al de waarheid leidt.

Positief is het dat de schrijver zijn uiterste best doet om aan zijn lezers duidelijk te maken dat Jezus de Zoon van God is. Hij is de Middelaar die zowel God als mens is. Dat is ook beleden op het Concilie van Chalcedon. Treffend is het dat McGrath zegt dat we in Christus' aangezicht niemand anders dan God Zelf zien. God openbaart Zichzelf in Jezus Christus. God is met ons. „Wat wil dit “God met ons” dan zeggen? We kunnen er twee hoofdbetekenissen in lezen. Ten eerste dat God aan onze kant staat. Zo God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? (Romeinen 8:31) Ten tweede betekent “God met ons” dat God onder ons aanwezig is”.

Communiceren
Op deze formuleringen is nogal wat af te dingen. Romeinen 8:31 gaat trouwens over de ware gelovigen die in Christus Jezus zijn. Dat grenzeloos oppervlakkige spreken komen we wel meer tegen. „God heeft ons naar Zijn beeld geschapen (Genesis 1:26-27): wij bezitten een ingeschapen mogelijkheid om met God te communiceren, een mogelijkheid die dreigt te worden belemmerd door de zonde, en waarvan herstel wordt aangeboden in de vergeving” (blz. 182).

De schrijver laat zien hoe belangrijk de kruisdood van Jezus is. Nadruk legt hij op de unieke plaats die Jezus inneemt in het grote verlossingsgebeuren. Helaas spreekt Hij niet zuiver over de drie-enige God. En wie niet zuiver spreekt over het trinitarische karakter van het heil, is eenzijdig. Hij zegt ergens: „Als er iemand lijdt, is het God die dit namens ons en in onze plaats doet, zodat zowel recht als barmhartigheid kan geschieden. Het is de rechter zelf die het lijden ondergaat om te zorgen dat zijn wet wordt gehandhaafd en dat onze zonden werkelijk en op goede gronden kunnen worden vergeven”.

Er staan in dit boek behartigenswaardige dingen. Het moet echter met de geest des onderscheids gelezen worden!