Boekrecensie |
Titel: 'n Ogenblikje alstublieft Auteur: J. Mastenbroek Uitgeverij: De Banier Utrecht, 1998 Pagina's: 128 Prijs: 16,90 |
Recensie door ds. J. H. C. Olie - 9 december 1998 'n Ogenblikje alstublieftBeoordelen van een boek laat nog wel eens veroordelen zien. In het geval van 'n Ogenblikje alstublieft verkeren we in het tegendeel: Aanbevolen! De korte stukjes, eerder in De Schakel en later in De Gezinsgids verschenen, willen aanzetten tot nadenken over allerlei zaken, die uit het leven gegrepen zijn. De snelste beoordeling kun je geven als je een aantal van zulke columns achter elkaar leest. Gaat het snel vervelen, dan moet je zeggen: Jammer van het geld. Eerlijk gezegd heb ik, vermoeid van allerlei pastorale en andere zaken, dit boekje ter hand genomen. Dat kan gevaarlijk zijn als je een recensie moet schrijven. Toch heb ik het erop gewaagd. Na vier stukjes begon ik aan het vijfde. Het sprak me aan. Waarom? Omdat de schrijver, J. Mastenbroek, op een milde wijze alle kerkisme en vooroordelen waarmee je behept kunt zijn, relativeert. Hij slaat daarbij zichzelf niet over. Dat mis je vaak. Wie zichzelf hoog heeft staan, openbaart veelal kleinzieligheid. Hier niets daarvan. Natuurlijk, de ene bijdrage is sterker dan de andere. Je zou hier en daar wellicht een andere titel gekozen hebben, maar dat is van ondergeschikte aard. Sprekend vond ik bijvoorbeeld Mijn vooroordeel, over de psalmzingende negerin. Dat was ook het geval met DV woensdag 6 maart wegens biddag gesloten, langs de A12. En dan onder De oudste zoon dat aangrijpende verhaal van de vader die zijn zoon verbood met vrienden uit een andere kerk naar een JV te gaan. Ik neem een stuk ervan over: Da's niks voor ons. Dominee die en die was er op tegen, op al dat gedoe. Daar worden farizeeërs gekweekt en geen tollenaren. Dat was zo ongeveer mijn enige motivatie. Die verenigingen, allemaal niks. Daar moeten jonge jongens in het openbaar een gebed doen. Gods volk kan er vaak zo tegenop zien, op een gebedje doen. Op een vereniging schijnt dat anders te liggen. En dan samen met meisjes op zo'n vereniging. 't Is een verkapt huwelijksbureau. Nee, hij moest er vandaan blijven. In onze kerk had je zoiets ook niet. Gelukkig maar. Ik gaf hem dan ook géén toestemming. Even later een diepe zucht: Nu? Doet nergens meer aan. Bidt niet meer voor z'n eten. Geen Bijbel meer in huis. Hokt met een gescheiden vrouw. Rooms van huis uit. Ontmoet in de disco. En nu, ja, 'k durf het wel te zeggen tegen je, nu denk ik vaak: zat hij maar op zo'n jévé. Had ik hem maar laten gaan. Mastenbroek eindigt dan: Als ik 's avonds thuis kom, hoor ik dat mijn oudste dochter plotseling niet voor ons kan oppassen. Op de valreep. 'n Extra bijeenkomst van de jeugdvereniging. Ik mag zeker niet, vraagt ze, haar vader enigszins kennend. Ja hoor, tuurlijk, je gaat maar, geef ik toe. De achtergrond van mijn gulle toestemming houd ik voor mijzelf... Mag ik later op de avond mijn vrouw uitleggen. |