Recensie door ds. J. Maasland - 2 december 1998 Artikelen van kerkenwerker ds. W. G. Overbosch Overwegingen, opstellen en gedachtenOp 15 mei 1998 kreeg ds. W. G. Overbosch, hervormd emeritus predikant te Amsterdam, in een fraaie cassette twee boeken aangeboden waarin overwegingen en opstellen van zijn hand zijn gebundeld. Een belangrijk deel van zijn leven (35 jaar) was hij predikant van de hervormde gemeente in Amsterdam in dienst van de Commissie Groot Zuid. Ter zijde van de wijkgemeenten moest ik randkerkelijke intellectuelen zien aan te spreken, licht hij zelf toe. Het deel Zo gezegd bestaat uit de onderdelen: Liturgica, Documentatie en Zo gezegd. En het deel Zo gezien wordt gevormd door opstellen over kerkbouw, iconografie en theologie van de kunsten. Vóór Overbosch was K. H. Miskotte al werkzaam geweest in het cultureel kerkenwerk in de hoofdstad. Wat iemand wordt, heeft veelal ook te maken met de loop die het leven neemt en de keuzes die daarvan weer het gevolg zijn. In korte autobiografische aantekeningen laat ds. Overbosch dat van zichzelf zien. Het kerkje van zijn eerste gemeente, het Overbetuwse Ressen, wordt kapotgeschoten als gevolg van de mislukte operatie Market Garden. Dat overkomt heel veel kerken in ons land tijdens de oorlogsjaren. Na de Tweede Wereldoorlog wordt daarom de landelijke Bouw- en Restauratiecommissie van de Hervormde Kerk opgericht. Bijna veertig jaar werkt ds. Overbosch daarin mee. Zo raakt hij betrokken bij de architectuur van kerkgebouwen en wordt zijn interesse gewekt en verdiept voor de inrichting van kerken, juist met het oog op de liturgie. Hij komt in de Raad voor de Eredienst en in de Commissie Dienstboek. Van der Leeuw Hij vermeldt verder de oprichting van de Prof. dr. G. van der Leeuwstichting in 1954, vier jaar na de plotselinge dood van de beroemde godsdienstwetenschapper van Groningen. Aanvankelijk was het bedoeld om het naoorlogse kersteningsvisioen gestalte te geven. Later wordt het een centrum voor kerkelijke kunst en ds. Overbosch beschouwt het als zijn troetelkind. De liturgische ontwikkelingen van de tweede helft van de twintigste eeuw hebben hier hun kraamkamer. Essays gepubliceerd in het Mededelingenblad van deze stichting zijn nu gebundeld. Ds. Overbosch laat in voelbaar enthousiasme zien wat liturgisten in de kerk bezielt. Hij kent het verwijt (en dat klinkt ook binnen de gereformeerde gezindte) dat ze met de rug naar maatschappelijke en politieke problemen staan. Dat ze de schriftuitleg zouden verwaarlozen omdat ze de eredienst meer als een spel beleven en vormgeven. En die vorm wordt zozeer een vooruitgrijpen op de komende heerlijkheid, dat de gebrekkigheid en de voorlopigheid van ons gebroken bestaan hier en nu veel te veel verdoezeld wordt. Ds. Overbosch hoopt met zijn overwegingen genoegzaam aan te tonen dat die kritiek op een misverstand en een misverstaan berust. Bruiloft Als liturgie een spel heet, wat wordt daar dan mee bedoeld? Hij legt dat uit in een verhandeling waarboven staat Doen alsof. Hij schrijft naar aanleiding van Epifanie, de verschijning van het heil (de Heiland). Hij kiest daartoe de pericoop uit Johannes 2, de bruiloft te Kana. Wij doen, aldus Overbosch, in de liturgie alsof de dagen van de Messias al zijn aangebroken. Ja maar, zeggen wij dan, die zijn toch al aangebroken? Jezus is toch gekomen, hebben we op Kerstmis gevierd en wordt op Epifanie bevestigd? Zeker, voor ons is Zijn komst een feit. Maar dan wel een feit zoals het geloof dat alleen kan vatten: als een heilsfeit. Verder hebben we met Israël gemeen dat we de komst van de Messias verwachten. En in de samenkomst van de gemeente oefenen we ons in die verwachting. We doen dan een uur of anderhalf uur alsof. Dat gaat met spelregels gepaard: de liturgische ordening van de godsdienstoefening. Dat moet recht gebeuren, we spelen daar fair play, aldus ds. Overbosch. En als de tafelgemeenschap gevierd wordt, doen we samen ook alsof. Alsof er genoeg is voor iedereen. We grijpen vooruit op de maaltijd der volkeren op Gods heilige berg, op het grote bruiloftsmaal, waarbij niemand zal worden overgeslagen. Wij zijn genodigd en er is voor ons gedekt. Dat is het begin der tekenen, zoals Johannes Jezus' eerste wonder toelicht. Overbosch acht het daarom fout om de viering van de maaltijd vanuit de bittere ernst te benaderen. Want zo zullen we nooit leren delen met iedereen. Schriftuitleg Dit is maar één voorbeeld van hoe hier de Schriften worden uitgelegd. Het gebeurt vanuit het standpunt van ds. Overbosch grondig, zorgvuldig en heel concreet. Tegelijk komt hier een fundamenteel verschil aan het licht met de wijze waarop binnen de gereformeerde gezindte altijd geprobeerd is de Schriften te verstaan. Wij zijn gewend de Schriften te lezen en te verstaan in de binnenwereld van de ziel, van het individuele, van de persoonlijke redding. Hier wordt het gedaan in de buitenwereld van de volkeren, van de wereld in de breedste zin van het woord, van de politieke keuze, van de maatschappelijke ontwikkeling, van de culturele setting. Onder ons domineert de vraag nog altijd: Hoe krijg ik een genadig God? Hier overheerst het thema: Hoe raakt de wereld verzoend op grond van de daad die de Mensenzoon gesteld heeft? Hier is het geen probleem wat in de gereformeerde gezindte eeuwenlang wel een probleem is gebleven, getuige de lange reeks van geschriften die over deze vraag zijn verschenen en nog steeds verschijnen. Ik wil maar zeggen: we bevinden ons in totaal verschillende werelden. Dat wil niet zeggen dat er niet te leren valt in wat ds. Overbosch over de Schriften te berde brengt. Op mij althans maakte het veel indruk hoe breed het spreken Gods toegepast wordt in de wereld van cultuur en samenleving. Hoe duidelijk de consequenties worden getrokken waar wij soms te veel de neiging hebben de status-quo toe te dekken vanuit een pessimistische visie op de ons omringende wereld. Breed veld De beschouwingen die verzameld zijn in beide boeken, betreffen een breed veld van theologie en cultuur. Ik noem enkele themata: sabbat en zondag, de plaats van Israël en Jeruzalem in het politieke en het liturgische spraakgebruik, een kanttekening bij de oogstdienst, zin en gestalte van uitvaart en rouwbedrijf, over medische ethiek, het Wilhelmus, een kerklied? Verder wordt geschreven over de mobiliteit van de kansel, over het gebruik van de gerestaureerde Nieuwe Kerk op de Dam onder de titel: Trefpunt van gemeente en gemenebest. Een helder en verhelderend essay over prof. dr. G. van der Leeuw als minister en kunstminnend theoloog. Ds. Overbosch doet verslag van de werkzaamheden van de Commissie Dienstboek en in dat kader komen onder andere aan de orde eventuele veranderingen in de klassieke formulieren van bijvoorbeeld doop en avondmaal. In de commissie leeft de overtuiging dat de klassieke formulieren niet moedwillig mogen worden geschonden door moderniseringen waarvan wij in de kortste keren spijt zullen krijgen. Wel waarschuwt ds. Overbosch dan hen die voor onverkorte handhaving pleiten van de archaïserende textus receptus: die kan niemand momenteel meer lezen. Hij roept op tot bezinning over deze zaak, omdat hier toch volop opvoedingsvragen spelen. Venijnig Daar liggen ook inhoudelijke vragen achter. Hij noemt de mannenmaatschappij die achter het oude huwelijksformulier schuilt. Of, wat hij typeert als een venijnige suggestie, dat de doop in de plaats van de besnijdenis zou zijn gekomen. De Commissie Dienstboek wil ruimte creëren voor allerlei vormen van spiritualiteit in de éne kerk, maar dan wel op een bijbels verantwoorde manier. Ik zou hier ook nog kunnen vermelden opmerkelijke argumenten contra crematie, maar dat zou te veel ruimte vergen. Het zijn uiterst boeiende bijdragen van een man die met hart en ziel binnen zijn kring in de breedte van zijn kerk en stad mensen heeft willen dienen vanuit de Schriften. Zijn stijl is boeiend, soms meeslepend, eerlijk en duidelijk stelling kiezend in de bonte wereld van zijn dagen. Zeker, theologisch een andere lijn dan de klassiek gereformeerde. Wel fair en gefundeerd in discussies soms tussen de regels door met het orthodoxe deel der kerk(en). Twee vrienden van ds. Overbosch (Ad den Besten en Willem Barnard) noemden in het Christelijk literair tijdschrift Liter 1998 nr. 3 de verschijning van deze twee delen gebundeld werk zijn magnum opus. Dat is het alleen al qua uitvoering en formaat, maar nog veel meer als we op de rijke en veelzijdige inhoud letten. |