Recensie door dr. C. A. Tukker - 25 november 1998 Interview met Seewald maakt belerende en vlakke indruk De omslag van kardinaal RatzingerWie een boek van of over kardinaal Joseph Ratzinger in handen krijgt, koestert hoge verwachtingen. De vroegere dogmaticus aan de rooms-katholieke theologische faculteit van München heeft zich als denker en schrijver grote naam verworven. Hij heeft, aldus de interviewer, een overigens door hemzelf betwiste omslag in zijn leven doorgemaakt van min of meer kritisch-modern naar conservatief. Als prefect van de congregatie voor de geloofsleer in en buiten Rome is Ratzinger een invloedrijk man. Bovendien paart de 71-jarige theoloog zijn ervaring aan een schoolvorming die er zijn mag. Zijn leerlingen, van wie ik enkelen vrij goed ken, hebben met hun leermeester het kritische vermogen en tegelijk de nogal vergaande tolerantie gemeen. Ratzinger is na de paus ongeveer de belangrijkste spreekbuis van de Roomse Kerk in onze dagen, en wie het boek van de paus Over de drempel van de hoop (1994), heeft ingezien, zal begrijpen dat de paus en kardinaal Ratzinger het in het algemeen heel goed met elkaar kunnen vinden. De tekst van het nieuwe boek Zout der aarde wordt gevormd door één lang gesprek in drie delen met Peter Seewald, journalist en voormalig redacteur van drie belangrijke Duitse tijdschriften. Deze heeft de inhoud van het interview bescheiden op naam van Ratzinger gezet. Er is echter reden om aan te nemen dat de vragen die Seewald stelt, stuur en richting aan de inhoud van het boek willen geven. Bovendien is de toon waarop Seewald ze stelt, die van een bewogen en betrokken ex-rooms-katholiek, er een die prikkelt tot antwoorden en getuigen en zelfs belijden. Hiertegenover maken de antwoorden van Ratzinger doorgaans een belerende en vooral afstandelijke en vaak vlakke indruk. Kerkpolitiek Bijna in alle gevallen weet Ratzinger zijn houding en antwoorden te laten bepalen door de diplomatie van de kerkvorst. We kennen die taal ook uit andere kerken. Wordt het gesprek kritisch en onbehagelijk, dan klinkt het de gesprekspartner in de oren: U heeft gelijk, maar u moet ook eens letten op... En tenslotte hebben we niet alleen met u en de uwen, maar ook met die en die groep te maken. U snapt toch wel dat wij als leidinggevenden... Een enkele keer valt Ratzinger op een gelukkige manier uit de toon (der diplomatie) en wordt hij fel en dus persoonlijk. Bijvoorbeeld wanneer de euthanasie en de menselijke waardigheid ter sprake komen, of wanneer het gaat om de kerk als onderdrukkende macht, en ook wanneer de mens door Ratzinger wordt aangeklaagd als degene die zelf bezig is de natuur haar levensadem te ontnemen. Die stukken zijn dan het sterkst. Ze doen denken aan zijn vlammend antwoord destijds in de Frankfurter Zeitung aan Karl-Heinz Stockhausen over wat kerkmuziek voorstelt en vooral wat het niet is. Detailkritiek Overigens is kardinaal Ratzinger natuurlijk niet de eerste de beste. Ook getuige de inhoud van dit boek kent hij de theologie en de theologiegeschiedenis als weinig anderen. Dit wil niet zeggen dat de gestroomlijnde manier waarop de meeste antwoorden worden gegeven, altijd een vlag is die de lading dekt. Zo valt de omschrijving van wat katholiek is (bladzijden 20 en 21), wel erg mager uit. En het thema schepping-evolutie kan toch moeilijk worden beschouwd als het thema van een nog niet voltooide en met onze huidige middelen op dit moment ook een nog niet te voltooien dialoog (blz. 32). Gezien Ratzingers positie van medeoprichter van de Gustav Siewerth Akademie, waar het scheppingsbeginsel tegenover elke vorm van evolutionisme tot principe van wetenschap gemaakt wordt, hadden we een ander standpunt verwacht. Het doet ook wat vreemd aan als Ratzinger (blz. 87) zich niet de preek kan herinneren die hij vóór zijn vertrek naar Rome hield en waarin hij, in de huid van een twijfelaar gekropen, grote vraagtekens zette bij de huidige gestalte van kerk en ambt, ja de overbodigheid van een en ander en ook van het celibaat aan de kaak stelde. De verbinding tussen seksualiteit en het zesde in plaats van het zevende gebod (blz. 96) zal wel een slip of the pen van de interviewer of van de vertalers zijn. Grote lijnen Spraken we tot nog toe over details, ernstiger zijn sommige algemene stellingen die uit de overtuiging van de kardinaal voortkomen. Ratzinger verdedigt door de bank de Rooms-Katholieke Kerk tegenover elke vorm van kritiek die door de welwillende Seewald wordt geuit. De prefect ziet kennelijk niet dat de Roomse Kerk zich vooral in haar rechterflank de gestalte van een gesloten club heeft aangemeten, waardoor ze tegelijk in de grote wereldpolitiek en bij de belangrijke maatschappelijke vragen, die zich aan de kerken voordoen, aan de zijlijn komt te staan. Seewald signaleert op bladzijde 187 dat het begrip volk van God en het motto wij zijn het volk van God gezien worden als de uitdrukking van een autonomie bij hen die zich zo noemen, tegenover de officiële kerk. Ratzinger antwoordt dan dat je eerst moet luisteren naar wat de Bijbel onder het volk van God verstaat. De term slaat op Israël, in zoverre Israël zich tot God wendt en de relatie met Hem in de thora onderhoudt. In het Nieuwe Testament verwijst het begrip volk van God nagenoeg alleen naar Israël, maar de kerk wordt gezien als de voortzetting van Israël (blz. 188). Waar hij deze uitdrukking 'voortzetting' in de Bijbel gevonden heeft, doet Ratzinger niet uit de doeken. En inderdaad gebruikt het Nieuwe Testament nergens het woord 'voortzetting'. Slechts in Deuteronomium worden in een vijftal teksten twee Hebreeuwse woorden gebruikt, die op een voortzetting van de vruchtbaarheid van het land duiden. Ernstig is het dan ook dat Ratzinger op deze onbijbelse grond de kerk als het verlengstuk van Israël poneert. Zelfs zou er volgens de Nederlandse tekst van dit boek een oudtestamentische geschiedenis van het christendom (blz. 237) bestaan. Laten we hopen dat deze kromme stelling op een misverstand bij de bewerkers berust. Abraham Ik kom nog even terug op de aanduiding volk van God. Doordat de christenen afstammen van Christus en daardoor volgens Ratzinger ook kinderen van Abraham worden, is alleen het christelijk gebruik van de term volk van God legitiem. Ratzingers eigen woorden zijn: Alle andere vormen van gebruik zijn niet-christelijke constructies die aan de feitelijke betekenis voorbijgaan. Volgens mij zijn het ook producten van hoogmoed (blz. 188). Met andere woorden, Israëls gebruik van de woorden wij zijn het volk van God, zonder bekering tot Jezus Christus, getuigt van hoogmoed en gaat aan de feitelijke betekenis voorbij! Die feitelijke betekenis is: Wie aan Christus behoort, hoort tot het volk van God. Ik wil niet ontkennen dat God zulke woorden tot Zijn volk spreekt, maar dat ze vervolgens door een kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder tot een theologische stelling gemaakt worden, die door mensen wordt gehanteerd, lijkt me ongehoord. Nuance Ratzinger nuanceert zijn standpunt gelukkig wel, als hij spreekt over de relatie tussen joden en christenen rond de Bijbel (blz. 245), maar hij houdt zijn mening staande wanneer het gaat om de late erkenning van Israël door de Rooms-Katholieke Kerk. Dan wordt er plotseling een beroep gedaan op de politiek der Verenigde Naties, en komt ook de aap uit de mouw: het gaat de Rooms-Katholieke Kerk die zelf de boter van Vaticaanstad en de kerkelijke staat op het hoofd heeft niet om de staat Israël, maar om de verhouding tot Israëls godsdienstige erfenis. Ratzinger slaat opnieuw de plank mis, wanneer hij meent dat de gruwelverhalen van het Oude Testament, samen met het geïsoleerd lezen van oudtestamentische wetsteksten, het christelijke anti-judaïsme deed ontstaan. Gelukkig komt Ratzinger op veel van deze uitspraken terug, bijvoorbeeld wanneer hij (blz. 249) de band erkent tussen de joden en de grote beslissingen in de wereldgeschiedenis. Op het hoe en wat van deze beslissingen gaat hij niet in, ook niet op wat de Bijbel erover zegt. Het blijft bij het vage op een of andere manier. Geen toekomstleer Bij Ratzingers beschouwing op de drempel van de nieuwe tijd weet hij niet veel meer te zeggen dan dat de Rooms-Katholieke Kerk 2000 als een heilsjaar beschouwt, en ons de verzekering te geven dat de paus in zijn apostolisch schrijven ter voorbereiding van 2000 in elk geval niet heeft willen zeggen dat Jezus in het jaar 2000 noodzakelijk wederkomt. De paus zelf zegt in zijn boek Over de drempel van de hoop dat het Evangelie ten aanzien van het begin van een nieuw millennium ons gebiedt: Vreest niet. En dat dit gebod rust in de reddende liefde van God. In dit verband doet de uitleg van de pauselijke mening door de kardinaal enigszins eigenaardig aan. Ratzinger geeft een aantal wijze en behartigenswaardige adviezen, maar van een echte toekomstleer is geen sprake. En wie vragen in deze richting stelt, krijgt geen antwoord. De ingenaaide vorm van het boek doet niet prettig aan. Een werk van deze omvang en deze allure verdient een gebonden uitgave. Tal van taalfouten ontsieren de inhoud. Het zou de uitgever niet misstaan een boek van dit kaliber wat nauwkeuriger in zijn ontstaansgeschiedenis te (doen) begeleiden. |