Boekrecensie

Titel: De brieven aan de Tessalonicenzen
Auteur: E. Verhoef
Uitgeverij: Kok
Kampen, 1998
ISBN 90 239 1492 9
Pagina's: 310
Prijs: ƒ 89,-

Recensie door dr. P. H. R. van Houwelingen - 28 oktober 1998

Commentaar van dr. E. Verhoef heeft donkere keerzijde

Een moderne uitleg
van Thessalonicensen

Waarschijnlijk zijn de twee brieven aan de Thessalonicensen de oudste brieven die we van de apostel Paulus bezitten. Mede daardoor staan ze volop in de belangstelling, hoewel ze in de kerkgeschiedenis natuurlijk een minder grote rol hebben gespeeld dan bijvoorbeeld de Romeinenbrief. Thema's als gemeenteopbouw, levensheiliging en toekomstverwachting trekken de aandacht van vele hedendaagse bijbellezers.

Dr. E. Verhoef heeft zich jarenlang intensief met de brieven aan de Thessalonicensen beziggehouden. Meer dan eens heeft hij het noorden van Griekenland bezocht. Thessaloniki was in 1997 nog culturele hoofdstad van Europa. Zowel in de stad zelf als in de omgeving zijn vooral de laatste jaren allerlei opgravingen gedaan, waardoor erg veel materiaal uit de oudheid is blootgelegd.

Verhoef heeft dus om zo te zeggen veel aan bereisde bijbelstudie gedaan. Onlangs werd het resultaat van zijn studie in boekvorm gepubliceerd. Deze commentaar is fraai uitgegeven, maar wel pittig geprijsd.

Doelgroep
Om dit boek goed te kunnen volgen, is wel enige kennis van het Grieks vereist. Dat zal de groep gebruikers vooral beperken tot theologen. Voor belangstellende gemeenteleden die geen Grieks kennen, is echter een voordeliger alternatief op de markt. Enkele jaren geleden liet dezelfde auteur namelijk een praktische bijbelverklaring verschijnen in de serie “Tekst en Toelichting” (Kok, Kampen, 1995). Daar geeft hij bovendien ook zijn eigen vertaling.

Deze commentaar valt op door nauwkeurigheid en door voorzichtigheid. De nauwkeurigheid komt uit in een zorgvuldige behandeling van exegetische literatuur, een rustige uiteenzetting van allerlei knelpunten bij de uitleg en een niet aflatende aandacht voor de bijbeltekst zelf. De voorzichtigheid blijkt bij het maken van noodzakelijke keuzes in de exegese, hetgeen over het algemeen weloverwogen gebeurt. Nergens laat de auteur zich verleiden om al te extreme standpunten in te nemen. Dat maakt zijn commentaar tot een waardevolle gids in de doolhof van meningen die over Thessalonicensen ten beste zijn gegeven.

Keerzijde
Als keerzijde valt te noteren dat de geboden uitleg weinig spiritueel is. Verhoef beperkt zich tot de betekenis van de tekst in de tijd van ontstaan. Op geen enkele manier laat hij blijken dat het geschrevene een bijzondere betekenis heeft als Woord van God. Soms neemt hij zelfs impliciet afstand van Paulus, bijvoorbeeld wanneer diens scherpe uitspraak over de joden in 1 Thessalonicensen 2 wordt gekarakteriseerd als „een typering die hij (Paulus) op dat moment meent te kunnen verantwoorden”. Mijns inziens zijn hier echter niet alle joden zonder onderscheid bedoeld, maar met name de joden uit Judea, en wel in hun daadwerkelijk verzet tegen de verbreiding van het Evangelie. Is zo'n uitspraak niet bijbels te verantwoorden?

Grote moeite heb ik met Verhoefs benadering van de tweede brief aan de Thessalonicensen. Hij beschouwt deze brief als een niet-authentiek document. Volgens hem werd dit geschrift door een onbekende auteur vervaardigd na de dood van de apostel en op diens naam uitgegeven. Zo laat de tweede brief iets zien van het gedachtegoed van de generatie na Paulus. Deze positie is tegenwoordig nogal in de mode, hoewel tot 1970 de authenticiteit van 2 Thessalonicensen nog door een meerderheid van geleerden werd verdedigd.

Vervolgbrief
Verhoef verzuimt echter aan te geven wat de functie kan zijn van zo'n 'namaakbrief'. Werd in de generatie na Paulus de behoefte gevoeld zijn brief aan de Thessalonicensen aan te vullen of misschien zelfs te vervangen? En waarom koos men daarvoor de vorm van een tweede brief naar het model van de eerste? Is het ondenkbaar dat Paulus zelf een vervolgbrief schreef aan een gemeente die hij en zijn reisgenoten voortijdig hadden moeten verlaten?

Feit is dat de tweede brief, opgevat als niet-authentiek, op behoorlijke afstand komt te staan van de eerste. Dat dit grote gevolgen heeft voor de uitleg van bepaalde passages, mag duidelijk zijn. Denk alleen maar aan het eigenhandig geschreven slot op Paulus' naam. Zou iemand de handtekening van de apostel vervalst hebben?

Helaas kan ik deze moderne commentaar, die wetenschappelijk verantwoord en goed bruikbaar is, niet zonder voorbehoud aanbevelen.