Boekrecensie

Titel: Pastorale. Opstellen aangeboden aan dr. A. N. Hendriks
Redactie: C. v. d. Berg, H. J. Boiten en C. Trimp
Uitgeverij: Kok
Kampen, 1997
ISBN 90 242 6118
Pagina's: 327
Prijs: ƒ 44,90

Recensie door ds. J. Westerink - 30 september 1998

Vriendenbundel voor dr. Hendriks geeft veel huiswerk mee

”Pastorale” voor een pastor

In september 1997 stond de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) van Amersfoort-Centrum stil bij het jubileum van een van haar dienaren. Dr. A. N. Hendriks mocht 25 jaar als predikant aan de gemeente verbonden zijn. Uiteraard is dat een voorrecht, zeker als gemeente en dienaar samen na zo'n lange periode in dankbaarheid kunnen terugzien op wat de Heere gaf. Uitzonderlijk is zo'n jubileum echter niet. Wat wel bijzonder is, is het feit dat aan dr. Hendriks ter gelegenheid van dit jubileum een vriendenbundel werd aangeboden.
Bij het jubileum van een hoogleraar is zo'n vriendenbundel gebruikelijk; bij een predikantsjubileum is het een uitzondering. De initiatiefnemers waren van mening dat ze alle reden hadden om zo'n uitzondering te maken, gezien de plaats die dr. Hendriks heeft ingenomen en nog inneemt, en de wijze waarop hij zijn werk heeft gedaan. Naast zijn werk als gemeentepredikant heeft hij ook een aantal jaren gedoceerd aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) en gaf hij vele jaren leiding aan de samensprekingen met de Christelijke Gereformeerde Kerken.

De nota van vrijgemaakte zijde over de “toeëigening des heils”, die de samensprekingen verder heeft gebracht, was van zijn hand. Bovendien heeft de jubilaris veel publicaties op zijn naam staan. Daarbij valt zijn bijzondere aandacht voor de pastorale kant van ambt en theologie op. Vooral over de Heilige Geest en Zijn werk heeft dr. Hendriks veel nagedacht en geschreven.

De bundel
Dit alles vindt zijn weerslag in de bundel, die ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum aan dr. Hendriks werd aangeboden. Drieëntwintig artikelen, waarin vaak wordt aangesloten bij wat de jubilaris zelf schreef, of bij activiteiten waarin hij een werkzaam aandeel heeft (gehad), tonen iets van de breedte van het terrein waarop dr. Hendriks zich bewoog. Het boek bevat een bibliografie, waarin de publicaties van Hendriks van 1956-1996 zijn opgenomen. Met een felicitatieregister sluit het boek.

Wat opvalt, is dat naast de vrijgemaakte schrijvers, die het grootste deel van het boek voor hun rekening hebben genomen, een kwart van de schrijvers christelijk gereformeerd is. De samenstellers hebben, met de medewerking van de auteurs, kans gezien een zeer lezenswaardig boek aan te bieden, waarin verschillende artikelen zijn opgenomen die niet –zoals al te vaak met dit soort bundels gebeurt– onder het stof en in de vergetelheid zouden moeten verdwijnen.

Inhoud
Het is niet eenvoudig een dergelijk boek te recenseren. Allereerst omdat vanwege de veelheid van onderwerpen een keuze moet worden gemaakt en vervolgens omdat die keuze mede bepaald wordt door de interesse van de recensent.

Mijn aandacht werd allereerst getrokken door het artikel van dr. M. J. Arntzen. Hij schrijft over de verhouding van Woord en Geest, een van de “hete hangijzers” in de samensprekingen tussen vrijgemaakten en christelijke gereformeerden. Moeten we zeggen dat de Heilige Geest door het Woord werkt of met het Woord, of moeten we beide naast elkaar laten staan? Dr. Arntzen gaat grondig op de problematiek in, trekt lijnen vanuit de confessie en de geschiedenis en uit voorzichtige kritiek op wat hij in de vrijgemaakte kerken op dit punt aantreft. Duidelijk sluit hij aan bij wijlen prof. L. H. van der Meiden in diens rede “De bijzondere Geesteswerking met het Woord”.

Arntzen kiest ervoor met twee woorden te spreken: de Geest werkt door en met het Woord. Wat Arntzen schrijft, acht ik een waardevolle toevoeging aan wat op dit punt in de vrijgemaakte nota over de toeëigening van het heil geschreven is over de verhouding van Woord en Geest, al is er best nog een enkele vraag te stellen bij wat hij schrijft.

Vroomheid
Drs. A. Baars schrijft een helder artikel over vroomheid bij Calvijn en bij Schleiermacher. Hij laat zien dat twee nog niet hetzelfde bedoelen als ze hetzelfde zeggen. De wijze waarop beide theologen over vroomheid spreken, brengt Baars zelfs tot de vraag of Schleiermacher mogelijk over een andere God spreekt dan Calvijn. Met Calvijn pleit Baars voor aandacht voor bevinding en geloofservaring, zoals Gods Woord ons die leert. Tegelijk waarschuwt hij voor een vroomheid als bij Schleiermacher, waarbij de ervaring heerst en de grenzen van de Schrift worden overschreden.

Juist in onze dagen met hun –enerzijds terechte– aandacht voor het gevoel en de ervaring, zijn dit actuele zaken die het overdenken meer dan waard zijn. Er kon wel eens meer schleiermacheriaanse ervaringstheologie in gereformeerde en evangelische kringen zijn binnengedrongen dan ons lief is. Het zou heilzaam kunnen zijn in onze tijd het spoor opnieuw te volgen dat vanuit Calvijn naar en via de Nadere Reformatie loopt.

Ds. C. van de Berg schetst een paar hoofdlijnen van het bijbelboek Handelingen onder de titel “Acta over de gang van de Geest”. Op verrassende wijze laat hij zien hoe dit boek ons de gang schetst van de Geest, Die van de Vader en de Zoon uitgaat, en in deze wereld met gebruikmaking van zwakke en zondige mensen Gods kerk vergadert en Gods heilwerk naar Zijn voltooiing brengt. Het zijn maar een paar hoofdlijnen, maar ze kunnen dienen bij het bestuderen van de Handelingen met het oog op de prediking.

Beterschap
Opmerkelijk vind ik het artikel van drs. H. J. Boiten. Onder de titel “Bewijs van beterschap” schrijft hij over een zaak die bij de toepassing van de tweede sleutel van het Koninkrijk der hemelen, de tucht, aan de orde komt. Die tweede sleutel wordt gehanteerd om het Koninkrijk weer te openen voor mensen die eerst buitengesloten werden. En de kerk doet dat „zo wanneer zij waarachtige betering beloven en bewijzen”. Er moeten duidelijk signalen van oprechte boetvaardigheid te zien zijn, voordat de deuren van het koninkrijk weer opengaan.

Boiten gaat in op de vraag of een kerkenraad dit mag vragen. Tussen de klippen van wetticisme en libertinisme door zoekt hij naar het antwoord uit de Schriften. De pastorale en schriftuurlijke manier waarop dit gebeurt en de toonzetting van dit artikel, brengen ons bij het wezen van de tucht, zoals de kerk die mag en moet oefenen. Hier ontvangen ambtsdragers –en niet alleen zij– onderwijs betreffende het omgaan en handelen met zonde en zondaar in de gemeente, en ook ten aanzien van de ware boetvaardigheid. De beterschap gaat niet op in het bewijs ervan, maar zonder dat bewijs kan het niet. Hier spreekt de confessie.

Pannenberg
Van geheel andere aard is het hoofdstuk dat prof. drs. B. Kamphuis schrijft over de verhouding van Geest en rede in de theologie van Pannenberg. Op heldere en evenwichtige wijze formuleert Kamphuis zijn waardering en zijn kritiek, waarbij de eerste voorop gaat en de laatste overweegt. Tegenover het denken van de moderne mens stelt Kamphuis het werk van de Geest, Die brengt tot aanvaarding van het Woord en de waarheid ervan doet inzien. Alleen waar de Geest werkt, komt de menselijke rede tot haar recht.

Nog steeds wordt in diverse oecumenische ontmoetingen de vraag aan de orde gesteld of het document dat de Zuid-Afrikaanse kerken in de worsteling tegen de apartheid als ideologie hebben opgesteld in Belhar, als belijdenisgeschrift en formulier van eenheid moet worden aanvaard. In zijn bijdrage gaat prof. dr. J. W. Maris op die vraag in. Weloverwogen komt Maris tot de conclusie dat de Belhar-confessie aandacht verdient, een getuigenis bevat dat van belang is, maar dat het geen belijdenisgeschrift is in de gereformeerde zin van het woord.

Greep
Ik heb slechts een greep gedaan. Enigszins willekeurig, mede bepaald door eigen interessesfeer. Ook bepaald door de alfabetische rangschikking van de hoofdstukken naar de namen van de auteurs. Ook die is willekeurig. Het zou zich hebben laten denken dat de opstellers de artikelen naar inhoud gerangschikt hadden. Dat was de overzichtelijkheid ten goede gekomen. Nu is het verrassingselement sterker.

De verleiding is groot om meer voor het voetlicht te halen. Ik denk dan aan het aansprekende artikel van prof. dr. C. J. de Ruijter over de ambtsdrager, die moet zijn „een mens, van God gezonden”. Verder aan het instructieve artikel over de kerkvisitatie van ds. M. H. Sliggers, dat iedere kerkenraad zou moeten bestuderen. Er is een interessant artikel van de Apeldoornse historicus prof. dr. W. van 't Spijker over de wijze waarop Guido de Brès zich voor zijn belijdenis omtrent de kerk beroept op de oude kerkvaders.

Ten slotte zou ik nog willen noemen het artikel van prof. dr. W. H. Velema: „Het overdragen van spiritualiteit aan de volgende generatie”, een artikel dat van betekenis is voor allen die een taak hebben in de opvoeding van de jeugd van de gemeente, thuis, op school en in de kerk. Op praktische wijze gaat Velema in op de vraag of spiritualiteit –het leven uit, met en door de Geest– overdraagbaar is. Daarbij wijst hij op belemmeringen, die deze overdracht in de weg staan en geeft hij aanwijzingen hoe die overdracht bevorderd kan worden.

Gelukwens
In kort bestek wordt veel meegegeven dat als huiswerk moet worden uitgewerkt. Ik kan alleen maar zeggen: neem en lees. Velen zullen in deze bundel iets van hun gading vinden waar ze hun winst mee kunnen doen.

We feliciteren de jubilaris met deze mooie bundel, waaruit zo veel waardering spreekt. En we wensen hem Gods zegen toe, nu het einde van de actieve dienst in zicht komt. Het moge hem gegeven zijn nog wat te publiceren ten dienste van de voortgang van Gods werk in mensen en in de kerk.