Boekrecensie

Titel: Dicht bij de eenheid (Een handreiking voor een geestelijk gesprek over Samen op Weg)
Redactie: J. Roelevink, J. R. Smit en G. van Velzen
Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 1998
ISBN 90 239 1383 3
Pagina's: 194
Prijs: ƒ 19,90

Recensie door ds. W. van Gorsel - 30 september 1998

Confessionele Vereniging vraagt gesprek in SoW

De eenwording
van drie kerken

Samen op Weg blijft de gemoederen bezighouden. Wat een tijd, geld, energie en menskracht zijn er al gebruikt voor –of tegen!– de eenwording van de drie kerken! Voor de één gaat het allemaal veel te langzaam, voor de ander juist veel te snel, en hóéft het ook helemaal niet.

Van verschillende kanten zijn kritische stemmen te beluisteren ten aanzien van het feit dat SoW te weinig geestelijk is, en te veel een organisatorische zaak. Dat is ook de opinie van vele confessionelen in de Nederlandse Hervormde Kerk. Vandaar dat een boek op de markt werd gebracht waarin de Confessionele Vereniging een bijdrage levert aan het gesprek. Een bijdrage die aanstuurt op een inhoudelijke, geestelijke ontmoeting.

Drie kanten
Het centrale thema “eenheid” wordt uitgewerkt naar drie kanten: in Christus, in de kerk en in het leven. Elk gedeelte bestaat uit een aantal hoofdstukken, waarin de standpunten worden verwoord.

Alle auteurs en onderwerpen opsommen zou een droge aangelegenheid worden. Het is evenmin doenlijk een bundel als deze volledig te bespreken. Vandaar dat ik slechts een greep wil doen uit de veelzijdige inhoud.

Lezenswaardig vind ik de bijdrage van prof. dr. C. van Leeuwen over “Schrift of verhaal”. Daarin wordt stelling genomen tegen de huidige “verhaaltheologie”: in de Bijbel zouden we niet te doen hebben met geschiedschrijving, maar met literaire kunststukjes waarin boodschappen verpakt zitten. Dr. Van Leeuwen, die wel degelijk oog heeft voor de menselijke factor in de Heilige Schrift, kiest toch voor de klassieke opvatting dat de Bijbel het boek van de Godsopenbaring is, aan ons geschonken door God, Die een bijzondere zorg heeft voor ons en voor onze zaligheid.

Evangelicaal
Ook het volgende hoofdstuk, van de hand van dr. W. J. van Asselt, onder de titel “Dordt en de evangelicalen: God eerst of wij eerst?” is me uit het hart gegrepen. Niet zonder zorg stelt hij dat de evangelische beweging in de kerken van de gereformeerde gezindte „met name op de jongeren een niet onaanzienlijke aantrekkingskracht” uitoefent (blz. 53). Hij maakt er ook geen geheim van dat hij de evangelischen ziet gaan in het spoor van Arminius en van John Wesley. Daartegenover staat Dordt, waar onvoorwaardelijk is gekozen voor de belijdenis van Gods volstrekte genade.

Naast het vele in dit boek waarvan ik met instemming kennisnam, zijn er ook bijdragen die bedenkingen bij me oproepen. Dr. G. W. Marchal probeert, overigens in een boeiend betoog, de vraag onder ogen te zien: „Moet de belijdenis herschreven worden?” Een vraag die hij meteen ontkennend beantwoordt. Een klassiek kunstwerk als “De Nachtwacht” kan niet bewerkt worden overeenkomstig de gewijzigde cultuur, even ongerijmd zou het zijn de belijdenisgeschriften aan te passen.

Conflictsituatie
Toch ziet dr. Marchal mijns inziens de belijdenis te zeer als product van de tijd. Het zal waar zijn dat de belijdenisgeschriften veelal zijn ontstaan in een bepaalde (conflict)situatie, en dus in zekere zin momentopnamen zijn, maar dat doet aan de inhoud niets af.

Wat in dit verband wordt opgemerkt ten aanzien van de Dordtse Leerregels en de Konkordie van Leuenberg, als zouden die twee niet zo ver van elkaar verwijderd zijn als het lijkt (66), bij onbevooroordeelde lezing zijn die twee onverenigbaar, en heeft de Konkordie geen andere intentie dan Dordt te ontzenuwen.

Hoedemaker
Een soortgelijk probleem dient zich aan in de bijdrage van dr. G. Bos: “Afscheiding of getuigenis?” Het komt erop aan dat het wezen van de kerk intact blijft. Akkoord, maar zal dat het geval zijn in de gefuseerde kerk, en onder een nieuwe kerkorde? De vergelijking met de vorige eeuw en het beroep op Hoedemaker zijn mijns inziens niet terecht, omdat thans een heel andere situatie is ontstaan.

Bij de Doleantie was inderdaad de vraag aan de orde: blijven of meegaan? Het eerste kon worden gemotiveerd doordat de kerk, hoezeer ook in verval, nog steeds haar belijdenis had, en daarop aangesproken kon worden. In de verenigde kerk zal dat verleden tijd zijn. De Hervormde Kerk houdt dan niet op te bestaan, zegt dr. Bos, en wij kunnen dan niet weg, integendeel (blz. 103).

Maar ik ben daar niet zo zeker van. Wanneer drie kerken samengevoegd worden tot één kerk, dan hebben die drie toch opgehouden te bestaan? En juist op grond dáárvan zeggen anderen: Wij kunnen niet mee!

Haken en ogen
Ik heb het onaangename gevoel dat ik, door enkele hoofdstukken uit dit boek naar voren te halen, de andere medewerkers geen recht doe. En toch wordt ons in de niet genoemde bijdragen zo veel geboden dat onze aandacht, overdenking en bespreking ten volle waard is.

Ik denk aan allerlei haken en ogen in het kerkelijk leven, zoals de kwestie van de geboorteleden, de perforatie van gemeentegrenzen, de deelname van kinderen aan het avondmaal. Ook worden er beschouwingen gewijd aan ethische kwesties zoals trouwen of samenwonen, abortus, euthanasie en klonen.

Dat het boek ook in de breedte van de naar eenheid strevende kerken als gesprekstof zal worden geaccepteerd, is misschien een ál te optimistische verwachting. Waar Samen op Weg al een feit is, of waar men, om bij de titel van het boek te blijven, “dicht bij de eenheid” is, zal wellicht de behoefte aan een theologische en geestelijke doordenking niet (meer) leven.

Bij een andere schriftopvatting en een grote afstand tot het klassieke belijden zijn genoemde onderwerpen al te vaak gepasseerde stations. Te vrezen is dat de reikwijdte van deze bundel niet vér buiten de eigen kring zal uitgaan. Maar dan nóg biedt het boek gesprekstof te over.