Boekrecensie |
Titel: De bevindelijk gereformeerden Auteur: J. P. Zwemer Uitgeverij: Kok Kampen, 2001 ISBN 90 435 0302 9 Pagina's: 143 Prijs: 22,50
|
Recensie door dr. C. S. L. Janse - 13 september 2001
Boekje van Zwemer maakt pretentie van serie Wegwijs niet waar
Bevindelijk tegenover gereformeerdDe serie Wegwijs geeft betrouwbare, zakelijke informatie over wereldgodsdiensten, religieuze groeperingen en stromingen, zo lezen we op de achterflap van het onlangs in deze serie verschenen boekje De bevindelijk gereformeerden. De auteur, dr. J. P. Zwemer, is er echter niet in geslaagd die pretentie waar te maken. Wellicht heeft hij dat ook niet gewild. In plaats van zakelijke informatie is er veeleer sprake van polemiek. De auteur, afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten, had kennelijk nog een appeltje te schillen met zijn milieu van herkomst. Zo plaatst hij de bevindelijk gereformeerden voortdurend tegenover (zijn beeld van) het oorspronkelijke calvinisme. De door hem beschreven groepering zou zich kenmerken door een labadistische gemeentestructuur: een minderheid van ware gelovigen onderscheidt zich van de onbekeerden. Die heterogeniteit is inderdaad typerend voor de bevindelijk gereformeerde richting en kan gezien worden als een gevolg van de daar gangbare onderscheidende prediking. De term labadistisch (die Zwemer ook in zijn proefschrift gebruikte) is misschien als scheldwoord wel geslaagd, maar lijkt mij historisch gezien een minder adequate aanduiding. Bij De Labadie ging het immers om een gemeente van ware gelovigen, met andere woorden om een homogeen gemeentemodel.
Bevindelijk of gereformeerd Verder valt op dat de auteur nogal gemakkelijk mensen tegenover elkaar stelt (Teellinck tegenover Calvijn, Vreugdenhil tegenover Comrie) of mensen (bijvoorbeeld Ledeboer of J. van Sliedregt) op basis van een enkel citaat in een bepaalde hoek plaatst. Veel afwijkingen van de bevindelijk gereformeerden zijn volgens Zwemer te wijten aan de daar gangbare lekentheologie of volkstheologie. In kerken waar predikanten een universitaire opleiding hadden genoten was de invloed van die lekentheologie vanzelf minder. Dat zal wel waar zijn, maar de vraag is of dat altijd een pluspunt was. Is in de loop van de kerkgeschiedenis het wezen van de zaak vaak niet bewaard gebleven bij de kleine luyden, meer dan in de kring van de officiële theologie, waar men wel veel over God en godsdienst meende te weten, maar niet van God geleerd was? De besluiten van de Gereformeerde Gemeenten uit de jaren dertig over het verbond zijn voor de schrijver een steen des aanstoots. Op die manier werden de verschillen met de andere (niet-bevindelijke) gereformeerde kerkverbanden beklemtoond. Bovendien kwam in de stellingen die toen geformuleerd werden het geloven niet voor als een zelfstandige daad van de mens. Dat laatste kan ook moeilijk gereformeerd worden genoemd. Daar spreekt de catechismus immers heel anders over (vraag 65: Vanwaar komt zulk geloof?). Overigens wordt mijns inziens door Zwemer aan deze synodebesluiten te veel waarde gehecht. Het is bepaald niet zo dat de Gereformeerde Gemeenten daarmee een weg insloegen die duidelijk anders was dan men voordien qua prediking en geestelijk leven gegaan was.
Slordigheden De refo-zuil heeft inderdaad een grote omvang aangenomen, maar van eigen winkelcentra heb ik nog nooit gehoord. Kennelijk is Zwemer het verschil tussen de schriftlezing in de eredienst en de tekst van de preek vergeten. En om het hierbij dan maar te laten: het lied Ere zij God maakt geen deel uit van de reeks Enige Gezangen. Alles bij elkaar een boekje dat ons welhaast evenveel leert over de standpunten die Zwemer in het kerkelijk leven inneemt als over de groepering van de bevindelijk gereformeerden zelf. En dat was nu toch eigenlijk niet de bedoeling van deze informatieve reeks.
|