Boekrecensie |
Titel: Wereldvreemdheid. Essays Auteur: Patricia de Martelaere Uitgeverij: Meulenhoff Amsterdam, 2000 ISBN 90 290 5789 0 Pagina's: 159 Prijs: 29,60
|
Recensie door drs. J. Kruidenier - 29 mei 2001
Patricia de Martelaere onderzoekt oosters en westers denken
De gymnastiek van het vanzelfWat is genade anders dan het moment waarop datgene waar men krampachtig naar streefde eensklaps vanzelf komt, als een schakelaar die wordt aangeknipt, zodat de stroom plots door kan? Deze gedachte is te lezen in een essay van Patricia de Martelaere, hoogleraar filosofie in Brussel en Leuven, uit de bundel Wereldvreemdheid. De Martelaere brengt genade ter sprake in samenhang met het Oosten, dat beschikt over concrete technieken om de gymnastiek van het vanzelf ook praktisch vorm te geven: meditatie, tai chi en yoga zijn er vormen van. De stoïcijnen uit de oudheid noemt zij de westerse stroming die het meest verwant is met het taoïsme... Naar haar oordeel zijn zowel de stoïcijnen als de aanhangers van het taoïsme in het Westen doorgaans verkeerd begrepen. Zo geldt de stoïcijn als de verzuurde tegenpool van de levensgenieter of epicurist. Hij zou vuurbang zijn voor emoties en zich via de rede inspannen al zijn neigingen te onderdrukken, in de hoop zo tot apatheia te komen, in de zin van gevoelloosheid of onverschilligheid. Maar vermoedelijk was de stoïcijn alleen een deskundig beoefenaar van de gymnastiek van het 'vanzelf'. Apatheia viel praktisch samen met volheid en onuitputtelijke rijkdom: de gelukzaligheid van het moeiteloze functioneren. Eigenlijk was de stoïcijn de ware epicurist. Want hij wist dat de dag alleen maar sneller zou verwelken als hij werd geplukt. Wie langer wilde genieten kon de dag beter laten staan, om zich toe te leggen op de wortels in plaats van zich blind te staren op de bloemen.
Meer licht Het is een verhelderend betoog, bijvoorbeeld over de handigen onder de holisten die een eenheidsvisie tussen Oost en West, zoals ook tussen religie en wetenschap, voorstaan... Zij bereiken die eenheid moeiteloos door aan beide kanten het onverenigbare enigszins te herinterpreteren, zodat het eigenlijk allemaal hetzelfde blijkt te zijn. De conclusie van de auteur is echter dat zo'n resultaat alleen maar meer schemering oplevert. Daarmee doelt zij op een onbevredigende vaagheid en verwarring. Beter is het niet onmiddellijk op zoek te gaan naar een eenheidsvisie, maar eerst te achterhalen welke fundamentele verschillen er tussen beide vormen van verlichtingsdenken bestaan. Zelf geeft zij daarvoor een aanzet. Daaruit blijkt dat in beide visies bewustzijn de centrale notie is. Maar de invullingen verschillen.
Distantie In het Oosten (met zijn boeddhisme, hindoeïsme, taoïsme) ziet men bewustzijn niet als een kwaliteit van de mens, maar beschouwt men de werkelijkheid zelf als bewustzijn, en alle (materiële) verschijningsvormen als kwaliteiten van dat bewustzijn. Bewustzijn is dan een kosmische kracht. Het denken is slechts een ontwikkeling van het bewustzijn, ongetwijfeld waardevol en nuttig, maar ook eenzijdig en riskant, omdat het de neiging heeft zijn eigen theorieën te ontwikkelen. Het verschil tussen West en Oost blijkt uit de betekenis van de paradox. Voor het Westen is de paradox een hinderlijke, maar hopelijk slechts tijdelijke impasse. Want het werkelijke is redelijk. Het Oosten leert dat het werkelijke niet het redelijke is, en dat alleen de paradox de waarheid kan bevatten.
Ondeelbare deeltjes Het taalgebruik van De Martelaere is helder. Een enkele keer kan een filosofisch ongeschoolde lezer toch even struikelen. Haar eerste essay opent met: De mens is de maatstaf van alle dingen. Er ligt een ontegensprekelijke waarheid in deze protagoreïsche maxime... Niet ieder zal deze laatste formulering onmiddellijk verstaan als grondstelling van Protagoras. Het lijkt de auteur trouwens niet mogelijk dat onze standaardmeter ook toepasbaar zou zijn op de miljarden sterren, miljarden lichtjaren in ruimte en tijd van ons verwijderd. De redelijkheid gebiedt ons bijna toe te geven dat de kosmos niet op deze, kleinburgerlijke manier, redelijk en dus ook niet menselijk kan zijn. De oneindigheid van tijd en ruimte gaat de rede te boven. Dus is de mens toch niet de maatstaf van alle dingen.
Vragen
|