Boekrecensie

Titel: Aristoteles
Auteur: J. Barnes
ISBN 90 5637 277 7
Pagina's: 160

Titel: Hobbes
Auteur: R. Tuck
ISBN 90 5637 279 3
Pagina's: 180

Titel: Spinoza
Auteur: R. Scruton
ISBN 90 5637 280 7
Pagina's: 144

Titel: Hegel
Auteur: P. Singer
ISBN 90 5637 282 3
Pagina's: 136

Titel: Schopenhauer
Auteur: C. Janaway
ISBN 90 5637 284 X
Pagina's: 152

Uitgegeven in de serie ”Kopstukken Filosofie”
Uitgeverij: Lemniscaat
Rotterdam, 2000
Prijs: ƒ 24,50 per deel;
bij aanschaf van de complete set ƒ 19,50 per deel

Recensie door drs. J. Kruidenier - 29 mei 2001

”Kopstukken Filosofie” bewijst opnieuw de waarde van de serie

Het gangbare beeld van
Hobbes bijgesteld

„Ieder dier dat ademt bezit longen; ieder levendbarend dier ademt; dus bezit ieder levendbarend dier longen.” Dit voorbeeld van logisch denken uit de ”Analytica priora” van Aristoteles (384-322 v. Chr.) is een syllogisme.

Aristoteles definieert syllogisme als „een redenering waarin, doordat bepaalde dingen zijn verondersteld, iets anders dan datgene wat is verondersteld noodzakelijk volgt krachtens het veronderstelde.” Hij ontwikkelde een theorie van deductieve gevolgtrekking (afleiding). Steeds gaat het daarin om een tweetal stellingen en een enkelvoudige conclusie. Deze theorie is tweeduizend jaar lang onderwezen alsof daarin de som van alle logische waarheid was vervat.

Ik ontleen deze gegevens aan een helder geschreven boek over Aristoteles. De auteur is Jonathan Barnes, hoogleraar antieke filosofie in Genève. Het behoort tot de derde set van de serie ”Kopstukken Filosofie”.

Aristoteles werd zijn leven lang gedreven door een verlangen naar kennis. Hij verzamelde gedetailleerde informatie over de meest uiteenlopende onderwerpen, bijvoorbeeld over alle dieren in de toenmalige Griekse wereld. Tegelijk was hij ook een abstract denker. Als filosoof-wetenschapper steeg hij boven alle andere uit. Volgens een spreuk uit de Oudheid was hij „een pennenvoerder van de Natuur die zijn pen doopte in het Denken.”

Totalitaire staat
Een ander deel is gewijd aan Hobbes (1588-1679). De schrijver is Richard Tuck, hoogleraar staatsrecht in Harvard. Hobbes staat te boek als een pessimistische atheïst, die de menselijke natuur als onvermijdelijk kwaad beschouwde en daarom een totalitaire staat nodig achtte.

Tuck beschrijft Hobbes vanuit diens context. Dat leidt tot bijstelling van het gangbare beeld, en dat is winst. Mogelijk was hij wel een atheïst, maar hij was niet pessimistisch over de menselijke natuur; en hij was ook geen voorstander van totalitarisme. Wel levert de beschrijving vanuit de context een complex geheel op, dat niet kort en helder is samen te vatten. Dit boek is eerder moeilijk dan toegankelijk.

Auteur van het deel over Spinoza (1632-1677) is Roger Scruton, hoogleraar filosofie in Boston. Zijn beeld van de situatie in het zeventiende-eeuwse Holland behoeft correctie. Hij schrijft: „De predestinatieleer werd spoedig een onaantastbaar geloofspunt en moest, zoals elk geloof waarop een sociaal en politiek systeem is gebaseerd, worden beschermd tegen de aanvallen van ongelovigen.” Dat het politieke systeem in de Nederlanden gebaseerd was op de predestinatieleer, is onzin. Een vergissing is ook dat Johan de Witt raadpensionaris zou zijn geweest van de Nederlanden. Alleen het gewest Holland kende deze functie.

Complex
Scruton schrijft toegankelijk: „Mijn voornaamste doel was het weergeven van de contouren van een complex denksysteem in eenvoudige taal.” En hij vervolgt: „Zelfs met die beperking ben ik er niet in geslaagd om Spinoza's substantietheorie volledig toegankelijk te maken, en hoofdstuk drie moet dan ook tweemaal worden gelezen wil men het begrijpen.” Menige lezer zal de waarheid van deze bewering erkennen, maar ook in dat geval heeft de schrijver veel bereikt.

Spinoza was vertrouwd met Aristoteles, de christelijke scholastici, de opvattingen in de joodse kabbala over Gods immanentie en de uiteindelijke identiteit tussen de Schepper en Zijn schepping. Zijn geschriften laten de verwerking zien van deze en andere invloeden. Omdat hij beweerd zou hebben dat God een lichaam heeft, werd hij in 1656 wegens ketterij door de joodse gemeenschap in Amsterdam geëxcommuniceerd. Maar heeft men hem begrepen?

Spinoza's antwoord op het raadsel van het bestaan was: „Al wat is, is in God en niets is zonder God bestaanbaar noch denkbaar.” Zijn denken is monistisch (één beginsel dient ter verklaring van alle verschijnselen). Gelet op de pogingen de vrijheid(sruimte) van de mens te verzoenen met de wetten van de goddelijke natuur, noemt de schrijver Spinoza's antwoord „niet alleen vindingrijker en diepzinniger dan alle andere, maar misschien ook het enige dat echt plausibel is.”

Extreem moeilijk
Schrijver van het deel over Hegel (1770-1831) is Peter Singer, hoogleraar filosofie in Melbourne. Hegel geldt als duister en extreem moeilijk. Toch slaagde Singer erin enkele hoofdlijnen van zijn denken helder uiteen te zetten. Daarom is dit boek een belangrijke aanwinst. Volgens Hegel was de geschiedenis van de wereld de ontwikkeling van het vrijheidsbewustzijn. In de oude oosterse wereld was de wil van allen ondergeschikt aan die van de patriarch, de lama, de keizer of de farao. Ons begrip van individueel bewustzijn ontbrak.

Via Socrates ontwikkelde zich het principe van het onafhankelijke denken in de Griekse wereld. Het Romeinse Rijk liet de voortdurende spanning zien tussen de absolute macht van de staat en het ideaal van individualiteit. De komst van het christendom zorgde voor de ontwikkeling van het religieuze zelfbewustzijn; niet de natuurlijke wereld maar de spirituele was het werkelijke thuis. De Reformatie verkondigde de rechten van het individuele geweten.

Hegel zag de geschiedenis als een reeks noodzakelijke stappen op weg naar het doel van de vrijheid. Als ontwikkeling van de geest zou de geschiedenis tenslotte leiden tot de verschijning van het zelfbewustzijn, de verschijning van geest. De uitwerking van deze gedachte vormt Hegels oplossing voor het oude probleem van de verhouding tussen geest en lichaam, tussen God en de wereld.

Gefaald
Het vijfde boek gaat over Schopenhauer (1788-1860). Auteur is Christopher Janaway, docent filosofie in Londen. Ook dit boek is toegankelijk. Schopenhauer schreef zijn denken graag toe aan drieërlei invloed: het Hindoeïsme, Plato en Kant. Zijn centrale gedachte was het onderscheid tussen ”voorstelling” en ”ding op zichzelf”, zoals hij dat ontleende aan Kant. Bij ”voorstelling” gaat het om de fenomenen waarin de wereld zich aan ons voordoet. Hoe de wereld ”op zichzelf” was, hield Kant voor niet kenbaar. Kennis beperkte zich volgens hem tot de fenomenen.

Schopenhauer wees die gedachte af. Hij vond dat Kant gefaald had ten aanzien van de dubbele vraag ”wat is de wereld op zichzelf en wat ben ik?” Kants antwoord op die vraag was: de wil, in de zin van op leven gericht zijn, de wil tot leven. Deze wil was volgens hem een blinde kracht. Kennis was voor hem slechts een oppervlakteverschijnsel waaronder de wil schuilging, als drijvende kracht van onze natuur. Het menselijke brein was niet meer dan een biologisch orgaan, een afgeleide van de wil tot leven. Schopenhauer verwijderde zich ver van de hoge pretentie die de rede sinds de Verlichting voerde.

Engels
Deze set bewijst opnieuw de waarde van de serie. Binnen de omvang van 136 tot 180 pagina's wordt veel geboden. Alle boeken verschenen in de jaren 1980 tot 1997 in de Engelse serie Past Masters. Het nadeel daarvan is dat de rubriek ”Verder lezen” hoofdzakelijk engelstalige literatuur bevat.