Boekrecensie

Titel: De troost van de filosofie
Auteur: Alain de Botton Vertaald uit het Engels door Tjadine Stheeman

Uitgeverij: Atlas
Amsterdam/Antwerpen, 2000
ISBN 90 450 0400 3
Pagina's: 304
Prijs: ƒ 39,90

Titel: Twaalf huishoudelijke apparaten, filosofische bespiegelingen
Auteur: Jan Vorstenbosch

Uitgeverij: Nieuwezijds
Amsterdam, 2000
ISBN 90 5712 097 6
Pagina's: 109
Prijs: ƒ 24,90

Recensie door H. L. Groenenboom - 9 mei 2001

Populaire uitgaven onderhoudend en soms oppervlakkig

Troost bij geldzorgen
en liefdesverdriet

”De troost van de filosofie” en ”Twaalf huishoudelijke apparaten” willen filosofie onder de aandacht van een breed publiek brengen. De vraag is of het mogelijk is filosofie te populariseren zonder in oppervlakkigheid te vervallen. Een bespreking van deze twee uitgaven levert geen eenduidig antwoord op.

De omslag van ”De troost van de filosofie” maakt duidelijk om wat voor soort boek het gaat. Er staan zes potjes met pillen op afgebeeld, waarop achtereenvolgens te lezen is: Socrates, in te nemen bij impopulariteit; Epicurus, in te nemen bij geldzorgen; Seneca, in te nemen bij frustratie; Montaigne, in te nemen bij onmacht; Schopenhauer, in te nemen bij liefdesverdriet; Nietzsche, in te nemen bij moeilijkheden. Het boek gaat dus over het praktisch nut dat we van genoemde filosofen kunnen hebben. Over de troost die ze ons in allerlei levensmoeilijkheden kunnen bieden. Aan elke filosoof is een hoofdstuk gewijd.

Het boek is in een vlotte, onderhoudende stijl geschreven. Soms is de schrijver, Alain de Botton, zelf als ik-figuur aanwezig. Direct al op de eerste bladzijden vertelt hij hoe een schilderij van de dood van Socrates in het Metropolitan Museum of Art te New York hem stichtte. Het vormde de aanleiding tot het schrijven van zijn boek.

Portier
Met ontwapenende eerlijkheid legt de auteur uit dat Socrates veel voor hem betekent, omdat diens gedrag zo'n sterk contrast vormt met dat van hemzelf: „In gesprekken probeerde ik in de eerste plaats aardig gevonden te worden, de waarheid zeggen was van minder belang (…) In het gezelschap van onbekenden gedroeg ik me zo kruiperig als een portier die in een hotel rijke klanten begroet – kwijlende geestdrift die voortkwam uit een ziekelijke, ongedifferentieerde behoefte aan genegenheid.

In het openbaar ging ik niet tegen de opinie van de meerderheid in. Ik was uit op de erkenning van gezaghebbende figuren en als ik die eenmaal had ontmoet, maakte ik me vreselijk druk of ze me wel acceptabel vonden. Als ik door de douane moest of langs een politiewagen reed, voelde ik de verwarrende behoefte om een goede indruk op de geüniformeerde wetsdienaars te maken.

Maar de wijsgeer was niet gezwicht voor impopulariteit en verkettering door de staat. Hij had zich niet van zijn ideeën gedistantieerd omdat anderen over hem geklaagd hadden. Bovendien kwam zijn zelfvertrouwen voort uit een diepere bron dan opvliegendheid of stijfkoppige moed. Het vond zijn oorsprong in de filosofie”. Deze onafhankelijkheid van geest was voor De Botton „een openbaring en een stimulans.”

Paling
”De troost van de filosofie” bevat voor een filosofisch boek enorm veel zwartwitplaatjes. Misschien is dit een poging om aan te sluiten bij de heersende beeldcultuur. Vaak vormen ze een leuke illustratie van de tekst, maar het verband daarmee is niet altijd even duidelijk. Soms ontbreekt dat ook geheel. Zo staat op bladzijde 96 een paling afgebeeld die thuishoort op bladzijde 104, waar argumenten met palingen worden vergeleken: „Hoe logisch ze ook zijn, ze kunnen toch wegglippen uit de zwakke greep van de geest tenzij ze met beeldspraak en stijl worden vastgehecht.” Die wijsheid is van Seneca.

De illustratie op bladzijde 38 staat exact op de juiste plaats. De zin –„Het is niet moeilijk om het verschil te zien tussen de pot van de dronken handwerksman en die van zijn nuchtere collega”– wordt met een afbeelding van twee potten toegelicht. De pot links is gaaf en welgevormd, de rechter is scheef, verwrongen en totaal mislukt. Duidelijker illustratie is niet mogelijk, nauwere aaneensluiting van beeld en verhaal niet denkbaar. Vervolgens betoogt de auteur dat het veel lastiger is een goed denkproduct van een slecht te onderscheiden, een probleem dat Socrates heeft aangepakt.

Kritiek
Zo kritiekloos als iemand een pil slikt die bij zijn kwaal past, zo kritiekloos presenteert de schrijver de opvattingen van de besproken denkers. Dit geeft ook de beperktheid van deze populaire beschrijvingen aan. Ze bieden een onderhoudende weergave van leven en werk, of brokstukken daarvan, van de besproken figuren, maar blijven nogal oppervlakkig.

Zo is de boodschap van Nietzsche versimpeld tot: Probeer er altijd het beste van te maken en laat je door moeilijkheden niet uit het veld slaan. De Botton geeft Nietzsches kritiek op het christendom ook door, zonder te vermelden dat die moet worden gezien tegen de achtergrond van de verburgerlijkte kerk van de negentiende eeuw. Zonder dit gegeven kan Nietzsche niet worden verstaan.

De lengte van de hoofdstukken is ongelijk. Het hoofdstuk over Montaigne is het langst, ruim zestig bladzijden. Daaruit blijkt vooral dat de man niet veel te melden had. Sommige van de in dit hoofdstuk besproken onderwerpen zijn ronduit banaal, wat in het taalgebruik tot uiting komt. Het wekt daardoor vooral een gevoel van afkeer en verveling.

Verveling
Gelukkig bevat dit hoofdstuk een goed argument om het lezen van dergelijke passages te staken: „Verveling kan, mits zorgvuldig aangewend, een goede aanwijzing zijn voor de waarde van een boek. Al mag saaiheid nooit een criterium op zich zijn (en ontaardt het in het ongunstigste geval in opzettelijke onverschilligheid en ongeduld), een zekere mate van verveling kan wel een bovenmatig welwillende houding tegenover nonsens temperen. Mensen die onder het lezen niet naar hun verveling luisteren, verergeren nodeloos hun lijden”. Montaigne, in te nemen bij een vervelend hoofdstuk.

”De troost van de filosofie” is vooral een leuk boek, in de meer oppervlakkige betekenis van het woord. Het filosofisch gehalte is niet zo groot, maar het gaat ook alleen om het bieden van troost. Wie wil weten op welke ideeën die troost is gebaseerd, en in hoeverre die verdedigbaar zijn, moet een meer diepgravend boek ter hand nemen.

Stofzuiger
Ook het boekje ”Twaalf huishoudelijke apparaten” past in een populariserende trend van filosoferen. Het bevat filosofische bespiegelingen over de wasmachine, het strijkijzer, de magnetron, de stofzuiger en dergelijke. De twaalf hoofdstukjes zijn (goeddeels) eerder in het Filosofie Magazine gepubliceerd. Frans Jacobs, voorzitter van de Internationale School voor Wijsbegeerte, schreef een woord vooraf. De uitgave bevat een lijst met noten. Aan de hand van de geboden beschouwingen wordt meteen een inleiding in de apparatologie gegeven. Doel van deze spiksplinternieuwe wetenschap is „het verwerven van een redelijk inzicht in wat apparaten eigenlijk doen en vooral wat ze doen met ons”.

De auteur, Jan Vorstenbosch, heeft zijn huiswerk goed gedaan. Hij geeft blijk van behoorlijk veel kennis van de werking van de besproken apparaten. Daarmee passen deze beschouwingen in een trend van techniekfilosofie waarin de aandacht op concrete technische verschijnselen is gevestigd. Dit is een reactie op oudere techniekfilosofie waarin meer de technische ontwikkeling in het algemeen centraal stond. Aan deze benadering van techniek zijn de namen van mensen als Heidegger en Ellul verbonden. Impliciet laat Vorstenbosch zien dat hij zich van deze benadering distantieert, maar misschien vat ik de stukjes nu wat serieuzer op dan de schrijver ze bedoelde.

Spruitjes
De besproken apparaten zijn ook in historisch perspectief geplaatst. Voor de magnetron is dat ontluisterend. Het apparaat blijkt weinig aan de Tupperware-bakjes van weleer toe te voegen. Soep die om 6 uur werd opgeborgen, was om 9 uur nog heet. Vorstenbosch stelt dan ook: „Veel meer dan de theemuts van het postmoderne gezin is de magnetron vaak niet.” Hij betreurt dat door de opkomst van de vaatwasser het ritueel van de afwas doen is verdwenen. Ook de wasmachine brengt niet enkel voordeel, het directe contact met kleding bij het 'op de hand wassen' zijn we op deze manier kwijtgeraakt.

Deze voorbeelden geven aan dat de opkomst van techniek in het huishouden niet kritiekloos wordt bejubeld. De afzuigkap wordt zelfs verafschuwd. Die laat zich „op klein-menselijk vlak in verband brengen met een keuze vóór het geluid, en tégen de geur”. Misschien is dit door de geuren van bloemkool, andijvie en spruitjes gerechtvaardigd, maar „het monotone geraas en het functionele karakter moeten wel enigszins in perspectief geplaatst worden, willen we niet gedachteloos bij de neus worden genomen door de zuigende werking van deze technologie”.

Foute technologie
Het concreet toepassen van inzichten van Heidegger, Levinas en Arendt versterkt het filosofisch gehalte van de beschouwingen. Zo past de auteur Arendts onderscheid tussen arbeiden, maken en handelen toe op het strijkijzer. In één moeite wordt zo de betekenis van dit onderscheid uitgelegd en de activiteit van het strijken doordacht.

Het boekje laat zich vlot lezen, maar diepzinnige doordenkers voorkomen dat het saai, oppervlakkig en geestdodend wordt. Ter illustratie een opmerking uit het hoofdstukje over de inductiekookplaat: „Goede technologie respecteert de wezenstrekken van mensen en menselijke praktijken en brengt die op een hoger niveau. Foute technologie doet die wezenstrekken geweld aan”. Ook kritiek op heersende inzichten houdt de lezer wakker. Het volgende citaat spreekt voor zich: „Hoezo technologische imperatief? Gezwatel! Dat de techniek ons leven dwingend zou bepalen, dat we gedoemd zijn mee te marcheren in een onvermijdelijke opmars van apparaten, miskent het selectieproces waaruit de apparaten die ons omringen, als relatieve blijvertjes, te voorschijn zijn gekomen.”

In het voorwoord stelt Frans Jacobs dat het boekje niet te zwaarwichtig is, zonder oppervlakkigheid. Die typering is volkomen juist. Mijn enige kritiekpunt is dat het taalgebruik soms banaal, profaan of grof is. In het algemeen heb ik het echter met veel plezier gelezen. De handzame, in stevige kaft gebonden uitvoering en de prettige lay-out dragen daaraan bij. Naar vorm en inhoud een fraai staaltje populaire filosofie, die de valkuil van oppervlakkigheid heeft weten te vermijden.