Boekrecensie |
Titel: Het merg van het Evangelie Auteur: Edward Fisher Uitgeverij: De Groot Goudriaan Kampen, 2000 ISBN 90 6140 746 x Pagina's: 270 Prijs: 41,90
|
Recensie door ds. A. Moerkerken - 25 april 2001
Omstreden geschrift van Edward Fisher opnieuw uitgegeven
De Marrow blijft boeienDe vermaarde Schotse theoloog Thomas Boston vertelt in zijn Memoirs hoe hij op een dag in het jaar 1700 op bezoek was in een huis in zijn gemeente Simprin. Het huis werd bewoond door een oude soldaat die nog in Engeland had gevochten in de tijd van de burgeroorlogen. Boston zag op de vensterbank twee boekjes. Hij nam ze ter hand. Het ene boek beviel hem niet zo, maar het andere sprak hem zo buitengewoon aan dat hij het kocht. Het veranderde zijn prediking en stempelde zijn geestelijk leven. Het boek dat Boston vond zou echter ook op een diepgaande wijze de Schotse kerkgeschiedenis beïnvloeden, zij het jaren later. Dit opmerkelijke boek eigenlijk was het niet meer dan een flink traktaat droeg een evenzeer opmerkelijke naam: The Marrow of Modern Divinity: Het merg van de hedendaagse godgeleerdheid. Een opmerkelijk boek. Zo mag de Marrow inderdaad worden aangeduid. En wel om verschillende redenen. In de eerste plaats is daar de schrijver. Hij gaf er de voorkeur aan anoniem te blijven en duidde zichzelf aan met de initialen E. F. Het is vrijwel zeker dat achter deze letters de persoon van Edward Fisher schuil gaat. Men moet hem niet verwarren met James Fisher, die rond het midden van de achttiende eeuw samen met de gebroeders Erskine een toelichting in vraag en antwoord heeft verzorgd op de Kleine Catechismus van Westminster. Edward Fisher leefde ruim een eeuw eerder dan James. Hij was, hoewel geen theoloog van professie, een bekwaam godgeleerde. Vervolgens is er iets opmerkelijks aan het jaar van verschijnen van de Marrow: 1646. Het boek verscheen dus ten tijde van de bekende Synode van Westminster, in de tijd dat Engeland niet alleen politiek zeer in beroering was, maar ook kerkelijk verward werd door de twisten tussen neonomianen en antinomianen. We komen op die termen nog terug. Vermeldenswaard is dat Fisher, die waarschijnlijk bemerkte dat zijn bedoelingen niet door ieder werden verstaan, in 1648 een tweede deel aan de Marrow toevoegde. Opmerkelijk is in de derde plaats zeker ook het feit dat de Marrow na zijn verschijning tientallen jaren lang vrijwel onbekend is gebleven althans in Schotland tot Boston haar vond op de vensterbank in Simprin. En daarna heeft het nog zo'n zeventien jaar geduurd, voor de Marrow in Schotland brede bekendheid verwierf.
Marrow Controversy Het boek trok na de uitgave door Hog onmiddellijk de aandacht in Schotland, wat niet verwonderlijk is, gezien het theologische klimaat in die tijd. James Hadow, rector van de theologische faculteit van St.-Andrews, deed in een synodepreek een scherpe aanval op de Marrow en Hog repliceerde. De controverse was een feit. De zaak kwam in een stroomversnelling, toen de General Assembly van 1720 de Marrow veroordeelde. De synode meende in het boek vijf ketterijen en zes antinomiaanse stellingen te kunnen aanwijzen. Een twaalftal predikanten, onder wie James Hog, Thomas Boston en de gebroeders Erskine, tekenden tegen dit synodebesluit appèl aan. Hun schriftelijk protest bij de synode droeg de naam Representation. Vandaar hun bijnaam representers of later marrow men. Uiteindelijk verwierp de synode van 1722 het appèl van de representers en bekrachtigde de veroordeling van de Marrow met een stemverhouding van 134 tegen vijf, met 21 onthoudingen. De ruimte ontbreekt hier om verder op deze strijd om de Marrow in te gaan. De belangstellende lezer zij verwezen naar bijvoorbeeld de dissertatie van David C. Lachman (1988).
Dwalingen
Zekerheid des geloofs Overigens komt het mij voor dat de twaalf representers met hun waardige protest tegen de veroordeling van het boek door hun synode het gelijk aan hun kant hadden. De Marrow is zeker niet antinomiaans. Dat de schrijver zich altijd even helder uitdrukt, wil ik niet beweren. Zelfs Ebenezer Erskine, die tot de twaalf verdedigers van het boek behoorde, heeft verklaard dat hij het nooit aan iemand zou aanbevelen zonder hem te vertellen dat er onvoorzichtige uitdrukkingen in staan. Dat laat echter onverlet dat de grondtonen van de schriftuurlijke genadeleer er helder in doorklinken. Dat men ook vandaag misbruik van het boek kan maken, acht ik wel zeker. Sommigen die weinig of niets moeten hebben van het benadrukken van de noodzaak van het voor Christus plaatsmakend werk in zondaarsharten, zullen zich maar al te graag op Fishers afkeer van het neonomianisme beroepen. Zij doen daarmee echter zowel de schrijver als het boek onrecht.
Stichting
|