Boekrecensie |
Titel: De crypte is onze kerk. Tien jaar drugspastoraat Auteur: Gerard van den Boomen Uitgeverij: Meinema Zoetermeer, 2000 ISBN 90 211 3797 6 Pagina's: 140 Prijs: 24,50
|
Recensie door ds. C. van Duijn - 18 april 2001
Begeleiding van verslaafden vaker dialoog dan confrontatie
Drugspastoraat in AmsterdamIn het straatbeeld van iedere stad komen ze voor: de drugsgebruikers. Ze staan bij elkaar. Of ze hebben zich teruggetrokken om het een en ander te gebruiken. Een bekend tafereel. Een alledaags beeld in iedere willekeurige stad. Maar kennen wij hen echt? Met elkaar vormen zij een eigen groep, een wereld op zich. Weten wij hoe het in die wereld eraan toegaat? Wat ze in hun persoonlijk leven meemaken? Hoe dring je hun wereld binnen? Daarover gaat het boek De crypte is onze kerk, verschenen naar aanleiding van tien jaar drugspastoraat in onze hoofdstad Amsterdam. De hulpverlening voor verslaafden is al jarenlang aanwezig. In dit boek wordt beschreven hoe ruim tien jaar geleden pastoraat voor drugsgebruikers is opgestart. Kleinschalig is dit begonnen, inmiddels zijn twee pastors (rooms-katholiek en protestant) en vele vrijwilligers wekelijks actief. Het werk is oecumenisch van opzet. In het hart van het drugspastoraat staat de zondagse viering in de crypte in de Barndesteeg. We vieren daar half onder de grond, half boven de grond; dat is de plaats van de druggebruikers, die ook half onder de grond worden geduwd. Maar als gemeenschap willen wij toch samen naar het licht naar boven.
Uitvaart En dat is nodig, want in dit boek lees ik dat in een stad als Amsterdam naar schatting ruim 5000 problematische gebruikers van harddrugs aanwezig zijn. Bij ruim 800 van hen is in de loop van de jaren aids vastgesteld. Van deze 800 zijn er inmiddels 200 overleden. Voor ongeveer 150 van deze overledenen verzorgden de drugspastores de uitvaart. Dit laatste punt is een belangrijke pijler van het drugspastoraat: iedereen moet een zo waardig mogelijke uitvaart krijgen. En ook na de uitvaart is het drugspastoraat actief. Men probeert op de graven stenen te plaatsen, zodat er niet een naamloos, kaal graf overblijft. Een belangrijke motivering van het werk komt hiermee direct om de hoek kijken: de medemenselijkheid. Een menswaardig afscheid, maar tijdens het leven ook een menswaardige benadering van de drugsgebruiker. Een van de pastors wordt (zo staat te lezen) fel als iemand drugsgebruikers aanduidt met het woord junkies. Het woord junk betekent immers afval. Medemensen die naar het beeld van God geschapen zijn, mogen we niet als rommel betitelen.
Oecumenisch Deze aanpak is, zo is mij al lezend gebleken, kenmerkend voor het drugspastoraat. Uit de mond van een van de pastors kunnen we optekenen: ik wil hen niet bekeren, ik wil hen niet redden, niet aansporen om af te kicken... al zal ik hen daarbij wel helpen als ze dat willen... maar ik wil gewoon samen met hen zijn. Als ik me christen wil noemen, vind ik dat ik een stukje van hun levensweg met hen moet meelopen... In alle bescheidenheid merk ik daarbij het volgende op: waar is behalve het meegaande het confronterende element in prediking en pastoraat? Ieder mens wordt in de Schrift toch opgeroepen tot geloof en bekering? Hoe betrokken de pastors ook zijn, blijft hun benadering toch niet te vrijblijvend? De brede oecumenische setting zorgt ook voor een brede theologische aanpak die ik zo niet kan meemaken. Tegelijkertijd kom je ook weer dingen tegen die je erg raken. Er staan ontroerende gebeden, gericht tot Jezus, in het boek. Een vrouw die stopt met drugs en prostitutie, verwoordt het zo: Als vijfenveertigjarige kwam ik tot de ontdekking: God bestaat. In het Oude Testament is te lezen: Wie Mij niet zoekt zal mij vinden. Ik heb God niet gezocht. Ik heb Hem ook niet gevonden. Hij heeft mij gevonden. Ik heb ingezien dat wat in de bijbel staat de waarheid is, dat het klopt.
Subcultuur
|