Boekrecensie |
Titel: Gedenk van hoedanige eeuw ik ben. De geschiedenis van de Hervormde Gemeente te Oud-Alblas Auteur: N. Schellingerhout Uitgeverij: Blassekijn Bleskensgraaf, 2000 ISBN 90 804867 5 2 Pagina's: 299 Prijs: 42,50
|
Recensie door B. L. P. Tramper - 7 februari 2001
Vierhonderd jaar kerkgeschiedenis van Oud-Alblas beschreven
De doop van drie Joodse zussenKan ook iemand het water weren dat dezen niet gedoopt zouden worden? Met deze woorden, ontleend aan Handelingen 10, doopte ds. J. J. Knap in het midden van de 19e eeuw drie Joodse vrouwen in de hervormde kerk van Oud-Alblas. De doopdienst staat als een indrukwekkende gebeurtenis te boek in een prachtige geschiedschrijving van de dorpsgemeente in de Alblasserwaard. Nog geen drie jaar stond ds. Knap, wiens naam vaak in verband wordt gebracht met het Fries Réveil, in Oud-Alblas. Hij ondervond er veel zegen. Hij was een boetprediker, die de volkszonden bij naam durfde te noemen, schrijft N. Schellingerhout in zijn kleine kerkgeschiedenis van de hervormde gemeente te Oud-Alblas. Een hoogtepunt in de periode van ds. Knap was de doop van de drie Joodse zusters Belia, Rebecca en Lea Harst. De vrouwen, 37, 33 en 30 jaar oud en na hun bekering door de eigen familie verstoten, waren als naaisters in Oud-Alblas komen wonen. Ze kwamen in aanraking met de vijf boeken van Mozes en enkele profetische geschriften in het Nederlands. Tijdens de preek vertelde ds. Knap: Ze lazen en herlazen. Dit lezen gebruikte de Heilige Geest om hun zielen onrustig te maken. Het verwekte een gevoel van hogere behoeften. Het werd een tijd van roepen en worstelen aan de troon der genade. Dit liep uit op het weten dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld. En daarom hebben zij de heilige Naam van Jezus beleden en verlangen ze reikhalzend naar het ogenblik in hetwelk zij, door zich de Doop te laten toedienen, die belijdenis in het openbaar zullen bevestigen. Als God werkt, wie zal het keren?
Brakel Ideaal was die combinatie niet: in Alblasserdam werd 's zondags al om 7.00 uur kerk gehouden; de predikant moest 's ochtends ook nog voorgaan in Oud-Ablas. Vandaar dat werd aangedrongen op zelfstandigheid. De Staten van Holland willigden dat verzoek in 1600 in: Oud-Alblas kreeg voor het eerst een eigen predikant in de persoon van ds. H. Swalmius, een krachtig bestrijder van de remonstranten. De kerk groeide uit tot een hechte gemeenschap. In de loop der eeuwen deden zich ook zamenrottingen en beroerten voor, onder meer in de tijd van ds. J. Bagelaar, die van 1720 tot 1736 in Oud-Alblas stond. Sommige lidmaten stonden veranderingen voor die streden met de ruijmste Leere en zuijvere pracktijke des Christendoms. Concreet ging het om verschillen van inzicht over de voorzieningheid, de wedergeboorte en de goddeljke beloften. Wat te doen? Ds. Bagelaar besloot na een kerkdienst enkele gedeelten voor te lezen uit de Redelijke Godsdienst van Wilhelmus à Brakel. En zoo ijmant wat had tegen de Leere van Brakel, zo voegde hij eraan toe, dan moest hij of zij zich maar melden bij de kerkenraad.
Trouw Het boek sluit ook aan op de hoofdlijnen van de landelijke kerkgeschiedenis. Het laat zien hoe de kerk in Oud-Alblas aan een scheuring ontkwam tijdens de Afscheiding en de Doleantie. Een van de voornaamste bestrijders van ds. H. de Cock in Ulrum, ds. A. P. A. du Cloux, kwam later, na zijn bekering, over naar Oud-Alblas en werd een voorvechter voor de handhaving van de gereformeerde leer. Bovenal toont het boek de trouw van de Koning van de kerk. In een voorwoord schrijft ds. H. van den Belt, die in 2000 afscheid van de gemeente nam: Eeuwenlang is in de kerk van Oud-Alblas de gemeente van Christus samengekomen rondom het Woord van God. Die gemeente was er al vóór de Reformatie. Door de Reformatie heeft God Zijn gemeente opgericht uit het diepe verval en het heldere licht van Zijn Woord laten schijnen in duistere harten. Vierhonderd jaar heeft de verkondiging van Gods Woord beslag gelegd op de gemeente. Dat kan niet zonder vrucht blijven.
|