Boekrecensie

Titel: De heerlijkheid van Libanon
Auteur: L. J. van Valen

Uitgeverij: De Dauw
Dordrecht, 1999
ISBN 90 75957 17 3
Pagina's: 334
Prijs: ƒ 49,95

Recensie door ds. W. Harinck - 24 januari 2001

Van Valen schetst relaas geestelijke opwekkingen in Wales

Ruisen als de Libanon

Wales in Groot-Brittannië werd enkele eeuwen lang telkens weer gezegend met krachtige opwekkingen. Gods Geest werkte heerlijke dingen. De vrucht ruiste als de Libanon. In het boek ”De heerlijkheid van Libanon” geeft L. J. van Valen een relaas van geestelijke opwekkingen in Wales. Vanuit authentieke bronnen schetst hij een beeld van deze zegenrijke tijd.

Van Valen neemt de lezer mee in de kleine kerkgeschiedenis van de calvinistische methodisten van Wales. Onder leiding van Daniel Rowland en Howell Harris begint er omstreeks 1735 een opwekking. Tot 1905 –we zijn dan bij de bekende doctor Martyn Lloyd-Jones– kwamen er gemiddeld om de tien jaar ”revivals” voor. Velen kwamen tot bekering en geloof. Kapellen werden gebouwd of uitgebreid om de aanwas van zielen op te kunnen vangen. Dienaren van het evangelie, gedreven door het vuur van Gods Geest, trokken door het land om overal de boodschap van wet en evangelie te verkondigen. Onder de eenvoudige bevolking kwam honger en dorst naar Christus. De vele gezelschappen die ontstonden waren plaatsen waar het geestelijke leven opbloeide en vorming kreeg.

De opwekkingen in Wales waren doorgaans krachtig en duurden kort. De nawerking was echter langdurig. De laatste grote opwekking werd echter spoedig gevolgd door verval en ontkerkelijking, een proces dat zo snel ging dat Wales niet langer als een kerkelijke natie gezien kan worden. Wat dat aangaat is Wales een baken in zee.

Geestelijke hoogtepunten
Het is boeiend om van de opwekkingsgeschiedenis in Wales kennis te nemen. De auteur verdient een compliment. Zijn werk voorziet duidelijk in een lacune. Het geeft een beeld van het rijke geestelijk leven in Wales. Daarbij moest de schrijver zich beperken tot de hoogtepunten uit de geschiedenis. Niettemin bevat dit boek van ruim driehonderd bladzijden veel –en soms ook gedetailleerde– informatie. De vele bronnen die geraadpleegd zijn, worden door middel van noten duidelijk aangegeven. Het meest aansprekend zijn de biografische gedeelten waarin we kennismaken met het werk van Gods Geest in de harten van zondaren en zondaressen. De manier waarop Van Valen de doorleving van zonde en genade beschrijft geeft aan dit boek meer dan een historisch karakter. Vele bladzijden zijn daardoor stichtelijk van aard. De feiten worden levend. Maar ook de dieptepunten in het leven van Gods kinderen en knechten zijn niet verzwegen. De schaduwzijden van de verschillende opwekkingen en de kritiek erop vinden we beschreven.

Kenmerkend
Door de vaak ontdekkende prediking van mannen als Rowland en Harris begon de eerste opwekking in Wales met een krachtig werk van overtuiging van zonden. De wet werd scherp gepreekt. Predikers zetten niet zozeer de mens aan om door zoeken en strijden de zaligheid te verwerven. Ze sneden de mens af in zijn werkheiligheid, en verkondigden de vrije genade van God. Naast de scherpe prediking van de wet was er de ruime nodiging tot het heil in Christus. Sterk was de aandrang om als een verloren zondaar voor de Zaligmaker te buigen.

Wel was de prediking er meer op gericht om te werven dan om op te bouwen. Er werd dus meer in evangeliserende zin gesproken dan met het doel om Gods kinderen verder te leiden. Voor dat laatste dienden juist de gezelschappen. De vertaling van preken van onder andere de gebroeders Erskine in het Welsh zorgde voor meer theologische ondergrond bij de Welshe methodisten. Desondanks heeft hun kracht nooit gelegen in de dogmatische onderbouwing van de leer en de prediking, maar veel meer in de ervaring en de bevinding. Zo konden er misvattingen ontstaan over bijvoorbeeld de zekerheid van het geloof. Pogingen om tot een meer gestructureerde opleiding van predikanten te komen hadden weinig effect. Van Valen: „De theologie van de Welshe methodisten werd niet gevormd in het college van Trevecka, maar vanuit een persoonlijke worsteling met de heilswaarheden.”

Persoonlijke affiniteit
De schrijver steekt zijn persoonlijke betrokkenheid met de geschiedenis van de opwekkingen niet onder stoelen of banken. Door middel van het schrijven van kerkhistorische publicaties en vertalingen van stichtelijke lectuur, begeert hij velen in aanraking te brengen met de wijze waarop in het verleden de evangelieboodschap werd verwoord en tot zegen was in de bekering van zondaren. Hij spreekt daarbij de wens uit om zaken als de heilsaanbieding en de heilsorde in onze verwarde tijd op eenzelfde wijze voor te stellen als de predikers dat deden in de tijden van geestelijke bloei en groei.

Dat onze tijd een opwekking nodig heeft, zal niemand ontkennen. Maar over de manier waarop deze kan plaatsvinden, zullen de meningen meer verdeeld zijn. Als Van Valen wil zeggen dat wij geen nieuwe systemen, nieuwe vormen van studie, nieuwe theologie, liturgie of evangelie nodig hebben, maar de oude evangeliewaarheden die met ernst en liefde worden verkondigd, dan willen wij zijn wens alleen maar onderstrepen. Hoe het ook zij, nimmer komt er een réveil dan alleen in de weg van de belijdenis: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden.”