Recensie door prof. dr. J. van Genderen - 19 januari 2000
Peinzen over het
laatste der dagen
Het pasverschenen boek Eschatologie had er eigenlijk al eerder moeten zijn. Blijkens het inleidend woord is er vertraging ontstaan. Maar juist in deze tijd zal een Handboek over de christelijke toekomstverwachting zo luidt de ondertitel, althans op de band zijn weg wel vinden. De afgelopen weken heeft de vraag naar de toekomst velen beziggehouden!
Dit omvangrijke werk past in een reeks die in de jaren tachtig begon met bundels bijdragen over de beide sacramenten. Het waren voor een deel dezelfde auteurs die daarna schreven over de kerk en over spiritualiteit (1990 en 1993). Zo gezien is Eschatologie het vijfde deel van een langlopende serie. Hier blijft het waarschijnlijk bij.
Het zijn stuk voor stuk goed verzorgde uitgaven, van meer dan 400 bladzijden. De bladspiegel is niet altijd gelijk, maar dit nieuwe boek is met zijn 650 bladzijden een van de uitvoerigste. Het is jammer dat registers ditmaal ontbreken, terwijl ze gelet op de voorgaande boeken wel verwacht mochten worden en bij dit laatste werk bepaald niet overbodig zijn.
De eerstgenoemde redacteur, prof. dr. W. van 't Spijker, zegt vooraf dat deze afsluiting van de serie niet betekent dat over de laatste dingen de laatste woorden gezegd zijn. In de voltooiing zullen we eerst goed weten wat schepping, verzoening en voleinding inhouden. Dat feit zet heel ons dogmatische denken in het kader van de voorlopigheid, een kader dat tot grote bescheidenheid noopt.
Opzet en indeling
In grote lijnen komt de structuur van dit boek met die van de andere delen van de reeks overeen. Een historisch deel neemt de centrale plaats in. Het wordt voorafgegaan door een bijbels of exegetisch deel en gevolgd door een dogmatisch en een praktisch gedeelte, waaraan een epiloog toegevoegd is.
Het historische overweegt, want dat beslaat meer dan de helft van het totaalaantal bladzijden, maar het praktische gedeelte komt wel enigszins tekort. Voor de eerste delen van het werk wordt telkens door drie of meer auteurs een bijdrage geleverd, maar in het laatste gedeelte is slechts één theoloog aan het woord: dr. T. Brienen, wiens naam we echter op het titelblad missen. Hij bespreekt liturgie en prediking in eschatologische kaders en de eschatologie in het pastoraat.
Ook de epiloog van dr. W. van 't Spijker heeft een praktische strekking. Hij gaat uit van het slot van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onze Heere.
Verlichting
Er zijn onevenredigheden. Dat valt op bij de overigens waardevolle studies van dr. G. C. den Hertog, die niet minder dan 40 bladzijden kreeg voor zijn schets van de eschatologische verwachting in het tijdperk van de Verlichting. De ontwikkelingen in die periode doen hem instemmen met de typering die dr. J. A. B. Jongeneel in 1971 van de ideeën van de Verlichting gaf: Zij die naar de wederkomst van de Zoon des mensen, het eindoordeel en het daarop volgende eeuwige rijk uitzien, wachten volgens de wijsbegeerte der Verlichting op een reeks van gebeurtenissen die nooit zal komen.
Den Hertog geeft ook een brede behandeling van de eschatologie in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij karakteriseert ze terecht als een eeuw van optimisme en een tijd van crises. Dr. K. Runia neemt de tweede helft van de twintigste eeuw voor zijn rekening. Daar komen nog drie kleine verhandelingen bij van dr. B. Wentsel: Rome, de Wereldraad van Kerken en de evangelicalen.
De schrijvers die de opvattingen van vóór de Verlichting behandelen, zijn: drs. M. van Duijn en de hoogleraren Van der Pol, Van 't Spijker en Balke. Het bijbelse deel bestaat uit bijdragen van de theologen dr. H. G. L. Peels, drs. H. J. de Bie en dr. A. Noordegraaf. Het dogmatische deel, dat maar een kleine honderd bladzijden omvat, is verzorgd door dr. W. Balke, drs. K. Exalto en dr. W. H. Velema.
Oneffenheden
In het dogmatische deel worden acht thema's aan de orde gesteld, maar de wederkomst van Christus is daar niet bij. Waarom niet? Over de verwachting van de komst van Christus in heerlijkheid wordt in de epiloog overigens wel gesproken.
De namen van de auteurs staan borg voor voldoende homogeniteit. Maar het is bij het grote aantal medewerkers geen wonder dat de aanpak verschilt. Een strakker redactioneel beleid had enkele doublures kunnen voorkomen.
Er zijn uitspraken die niet met elkaar harmoniëren. Een voorbeeld. W. à Brakel heet ergens een chiliast, zij het zeer gematigd. Dan wordt het begrip chiliasme in een heel ruime zin gebruikt. Brakel distantieerde zich echter uitdrukkelijk van de duizendjarigen. Van 't Spijker zegt daarom: Hij is beslist geen chiliast (blz. 288). Men kan dan hoogstens van schijnbaar of partieel chiliasme spreken.
Over de toekomst van Israël wordt binnen de gereformeerde gezindte niet gelijk gedacht. Dat weerspiegelt zich in dit nieuwe boek. De een meent Israëls omkeer als teken van de eindtijd te moeten zien (Noordegraaf) en de ander (Balke) schrijft dat het niet eenvoudig blijkt om Israël als een eschatologisch teken te duiden.
Heil
Het hoofdstuk over eschatologie in het Oude Testament is van de hand van dr. H. G. L. Peels. Het begint met deze twee zinnen: Het Oude Testament is onmiskenbaar vol van verwachting. De historie, de psalmodie en de profetie spreken elk op eigen wijze in een kleurrijke, snel wisselende variatie over de komst van God in gericht en heil.
Maar waarom gericht en heil en niet heil en gericht? Treffend juist is immers de omschrijving van de term eschatologie: Eschatologie heeft betrekking op de voleinding en bekroning van Gods doelstellingen met zijn volk en de gehele wereld, waardoor op definitief onomkeerbare wijze een nieuw tijdperk begint (blz. 10, 11).
Er wordt betrekkelijk weinig gezegd over de individuele eschatologie. Bij Psalm 16:10, 49:16 en 73:24 gaat Peels niet verder dan dat de zekerheid in elk geval duidelijk is dat God de Zijnen niet loslaat, ook niet in de dood. Maar we mogen hier zeker in Psalm 49 en Psalm 73 toch wel het geloof verwoord zien dat de gemeenschap met God ook door de dood niet verbroken wordt. Dat is meer. Exalto is dan ook minder terughoudend (blz. 560).
De reportage-eschatologie van Hal Lindsey en diens geestverwanten wordt natuurlijk radicaal afgewezen. Peels stelt terecht: Wanneer de profeten over de toekomst spreken, doen zij dat niet systematisch, alsof zij onderdelen van een gereedliggend compleet toekomstscenario voor ogen hadden (blz. 42). Christus is de vervulling van het oude verbond. Hij brengt het tot volledige ontplooiing en beëindigt het tegelijk in zijn specifieke heilshistorische gestalte.
Belangrijk werk
De diverse bijdragen vertonen niveauverschillen. De verwijzingen naar de literatuur lopen ook wat uiteen. Moeilijke onderwerpen hebben de schrijvers niet laten liggen. Ik denk vooral aan de bladzijden die dr. W. H. Velema schreef over het voor eeuwig verloren gaan. Tegenover Barth, Berkhof, Verkuyl, Bonda en andere pleitbezorgers voor een vorm van universalisme handhaaft hij dat de tweeërlei afloop van de geschiedenis moet worden gepredikt.
Hebben de producten van de menselijke cultuur betekenis voor de eeuwige toekomst? Dat is een veelbesproken kwestie. Velema stelt hierbij de beslissende vraag: Zal er in de hemel en op de nieuwe aarde iets zijn dat niet aan Christus te danken is? Wel volgen de werken van de gelovigen hen na (Openbaring 14:13). God beloont in hun werk Zijn eigen werk (blz. 607).
Laten de theologen van professie niet aan dit grote werk over de eschatologie voorbijgaan. Dankzij de bijbelse theologische benadering van de vragen over de toekomst, waarin velen geïnteresseerd zijn, zal het ook wel tal van andere lezers vinden. Het is een royale uitgave en de prijs is niet te hoog. Maar vooral om de inhoud verdient het boek een hartelijke aanbeveling.
|