Boekrecensie |
Titel: Kijkt-Achter-Bomen Auteur: Michael Dorris; vert. Hella J. Wolschrijn Uiteverij: Callenbach Kampen, 1998 ISBN 90 266 0935 3 Pagina's: 90 Prijs: 19,90
|
Recensie door H. van Holten - 3 november 1999
Kennismaking met vreemde culturen
Bij het meer van de heilige vissenDankzij jeugdboeken kunnen kinderen kennismaken met vreemde culturen. Zo voeren de boeken die ik vandaag onder uw aandacht wil brengen, ons naar landen en mensen in Klein-Azië, West-Afrika en Noord-Amerika. Om met dat laatste werelddeel te beginnen: Kijkt-Achter-Bomen van Michael Dorris is een indianenverhaal, niet vol spannende heldendaden zoals die over Winnetou of Witte Veder, maar verstilder, warmer, filosofischer ook, met veel meer invoelingsvermogen voor de'echte' indianen geschreven. Kijkt-Achter-Bomen is de naam die de hoofdpersoon verwerft als hij de volwassenenproef moet afleggen. Maar hij hoeft niet, zoals zijn leeftijdgenoten, te laten zien dat hij pijl en boog vakkundig kan hanteren, want dat kán hij niet, en dat zal hij ook nooit kunnen. Hij is bijziend. Maar daardoor juist is zijn gehoor heel sterk ontwikkeld. Met een blinddoek voor kan hij waarnemen (zien) wat veraf, achter de bomen, gebeurt. Hoeveel waardering hij daarmee ook verwerft, hij vraagt zich toch af wat die volwassenheid nu precies te betekenen heeft, en wat dan wel het verschil is met de onvolwassenheid waaraan hij nu ontgroeid heet te zijn. Bij die psychologische zelfverkenning helpt hem de oude indiaan Grijs-Vuur. Met hem gaat hij, als luisterende gids, op zoek naar het geheimzinnige waterland, dat Grijs-Vuur ééns heeft gezien, waarnaar hij steeds heeft gezocht, maar dat hij nooit heeft kunnen terugvinden. De kleuren van dat waterlandschap: Het was alsof iemand een steen in de regenboog had gegooid en alle stukjes gebroken waren en door elkaar gehutseld, helderder dan ooit tevoren. Daar staan was zoiets als in het gezicht van de zon staren zonder snel weg te hoeven kijken. En hoe langer ik bleef staan kijken, hoe meer de kleurschakeringen veranderden.
Dromerig verhaal Grijs-Vuur verdwijnt spoorloos in zijn droomwereld en de jonge indiaan moet alleen de terugtocht aanvaarden. Het boek is in een prachtige taal geschreven, die ook in de vertaling van Hella Wolschrijn tot zijn recht komt. Nog twee voorbeelden van treffende, ongewone beeldspraak: Grijs-Vuur legde zijn hand op mijn schouder. Zijn huid was zo droog en gebarsten als een verlaten wespennest. Haar stem dreunde zoals stenen die van een helling vielen. Een dromerig verhaal is het, dat toch de aandacht tot het einde toe vasthoudt. Als je er gevoelig voor bent! Maar dan moet je, denk ik, toch al wel op de middelbare school zitten.
Nachtruiker De zoete geur van de nachtruikers (bloemen die ook elders in het boek een bescheiden rol spelen) bij het graf van Amina roept al die herinneringen in hem terug: aan zijn vader ook, die hij het monster noemde, zijn bange moeder, de rare Said die terugkeert uit militaire dienst en in het dorp wel eens even orde op zaken zal stellen; de 'verkoop' van Amina voor een geweer en tweehonderd dinar; het gegil van het meisje midden in de nacht... Door die verweving van vroeger, nóg vroeger en nu, moet de jonge lezer ook hier alle aandacht bij het verhaal houden, maar de beloning is dan de moeite waard. Al moet er wel bij bedacht worden dat het verhaal niet altijd met de gereformeerde geloofsovertuiging strookt.
Heilige vissen Bibetta ís een keer geholpen, toen ze bijna verdronk: een grote meerval duwde haar naar de wal. Ze hoopt dat de vissen haar ook zullen helpen, als ze op zoek gaat naar het aarden potje waarin een stukje van Salifo's navelstreng, wat haar van het kind en de helft van de eerste colanoot van het doopfeest zijn opgeborgen. Maar hoe ze ook zoekt, ze vindt het potje niet. Ze wordt er ernstig ziek door, en opnieuw vrezen baba en mama voor het leven van een kind. De wijze buurvrouw stuurt hen naar Dafra, het meer van de heilige vissen. Daar moeten ze een offer brengen. Tijdens de plechtigheid valt Bibetta in het water en verdwijnt. Dagen later wordt ze teruggevonden, onder in een diepe put. Levend! Dat moet het werk zijn van de heilige vissen. En dan blijkt ook Salifo een terugkeerbroertje te zijn. Het is voor een westerse lezer een wonderlijke cocktail van toch ook christelijk geloof (Er is geen andere God dan God. En Dafra is niet Zijn naam) met oeroude heidense ideeën. Toch boeiend om er kennis van te nemen. Ook van de leefgewoonten van de bevolking in die West-Afrikaanse staat.
|