Boekrecensie

Titel: Nacht in het Noorden
Auteur: Katherine Ayres

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 1999
ISBN 90 266 1007 6
Pagina's: 171
Prijs: ƒ 24,90

Titel: De goede leugen
Auteur: Gregory Maguire

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 1999
ISBN 90 266 1022 x
Pagina's: 88
Prijs: ƒ 17,50

Titel: De glazen vloot
Auteur: Alice Mead

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 1999
ISBN 90 266 1010 6
Pagina's: 78 blz.
Prijs: ƒ 17,50

Recensie door Hans van Holten - 6 oktober 1999

„Het ijzeren hek huilt roestwater”

Callenbach was oudtijds een uitgeverij van christelijke (jeugd)boeken. Dat is Callenbach nog steeds. Ik denk bijvoorbeeld aan de Horizon-reeks, die in Kampen wordt voortgezet. De laatste tijd komen er bij Callenbach ook boeken uit die niet echt positief christelijk zijn. Uit de uitgaven die ik in deze rubriek al besproken heb, bleek steeds weer dat deze jeugdboeken, al zijn ze 'neutraal', toch een voor christenen herkenbare geest ademen. Dat mag je van Callenbach verwachten.

Vlak bij me liggen drie nieuwe, uit het Engels vertaalde uitgaven, waarvan er één echt positief christelijk is en waarin het geloof een voorname rol speelt. De twee andere hebben dat niet.

Ik begin met het eerst bedoelde boek, ”Nacht in het Noorden” van Katherine Ayres. Het voert ons terug naar het Amerika (VS) in de jaren vijftig van de vorige eeuw. In 1850 was een wet aangenomen op gevluchte slaven, die bepaalde dat slaven die weggelopen waren, teruggebracht moesten worden naar hun eigenaars. Wee degenen die dat niet deden en de slaven zelfs hielpen bij hun vlucht. Hoge boetes wachtten deze „misdadigers”, of er volgde zelfs gevangenisstraf.

Natuurlijk waren er dappere mensen (ook blanken gelukkig) die deze wet aan hun laars lapten. Zij zorgden voor de zogenaamde Ondergrondse Spoorlijn, een naam die niets met treinen te maken had, maar symbool was voor de georganiseerde vluchtroutes en onderduikadressen voor de negerslaven.

Warme vriendschap
Zo'n tijdelijk onderduikadres is de boerderij in Ohio waar de zestienjarige Lucy Spencer met haar vader en moeder, haar twee broers en zusje woont. Lucy werkt actief mee bij de opvang van de zwarte vluchtelingen. Als op een dag de jonge knappe Quaker Jeremiah vertelt dat er negen ”ganzen” (symbolische naam voor naar het noorden vluchtende negerslaven) in aantocht zijn, slaat de schrik haar om het hart. Ze worden echter niet ondergebracht bij haar thuis, maar verder weg, in de boerderij van de wat excentrieke weduwe Aurelia. Jeremiah haalt Lucy over om de weduwe te gaan helpen.

Een van de vluchtelingen, de negentienjarige Cass, blijkt zwanger te zijn. Als de anderen verder trekken richting vrij Canada, blijft zij achter. Tussen Lucy en Cass ontwikkelt zich een warme vriendschap. In het vroege voorjaar wordt de baby geboren. Hope wordt het kind genoemd, maar de hoop die ze koesteren, wordt de bodem ingeslagen. De gebeurtenissen nemen plotseling een dramatische wending, waardoor Lucy uiteindelijk gedwongen wordt tot een even dramatische keuze.

Dagboekvorm
Katherina Ayres heeft het onderwerp zorgvuldig en zeer uitgebreid bestudeerd alvorens zich aan het schrijven te zetten. Daardoor weet ze een authentieke sfeer op te roepen, die tegelijk boeit en verbijstert, soms door een enkel detail. Uit een gesprek tussen miss Aurelia en Emma, de zus van Cass: „De vrouw van de meester was van plan om Cass te verkopen?” vroeg miss Aurelia. „Is zoiets vaker met jullie familie gebeurd?”

„O ja, Cass is de enige die ik nog heb. Onze moeder is dood. Onze vader en broers zijn al lang weg. Verkocht naar het Zuiden. De meester gebruikt mij en Cass om nieuwe slaven voor hem te baren, dus ons houdt hij en de rest verkoopt hij.”

Het verhaal is in dagboekvorm geschreven. De techniek ervan brengt vaak met zich mee dat de intrige ten gevolge van allerlei bespiegelingen wat traag wordt uitgesponnen. Zo ook hier af en toe, met name in het begin. Maar het slot biedt een overdosis aan spanning die alles weer goedmaakt.

Fantasieverhalen
Onderduiken, dat is ook het tot het einde verborgen onderwerp van ”De goede leugen” van Gregory Maguire. Een in Frankrijk geboren en opgegroeide Amerikaan vertelt op verzoek van een paar middelbareschoolleerlingen over zijn ervaringen in de oorlog, toen hij nog een klein jongetje was. Van het grote gebeuren van de oorlog herinnert hij zich weinig: een Duitse soldaat met wie hij een soort vriendschap sluit, een joodse moeder en haar dochter die een tijdje bij hen in huis zijn, maar dan plotseling verdwijnen. Tegelijk met hond Mirabelle trouwens.

De hoofdpersoon en zijn twee oudere broers schrikken voor een leugentje niet terug, al bestaan die leugens vaak alleen maar uit dolle fantasieverhalen. Maar moeder –vader werkt ergens ver weg in de Elzas– heeft er toch een hekel aan: „Ze waarschuwde ons als we onze fantasie te veel lieten gaan: „Jongens, jullie mogen niet liegen. Dat zegt de priester, dat zeg ik en dat zegt jullie vader ook. Zijn hart zou breken als hij wist dat jullie liegen.””

Toch kunnen ze het niet laten, ook al worden ze er herhaaldelijk voor gestraft. Als de oorlog ten einde loopt, komen ze erachter dat er ook nog zoiets bestaat als „de goede leugen”. Die heeft –verrassend– alles te maken met die twee joodse onderduiksters én met hun eigen vermiste hond.

Een kleinigheidje: de Duitser komt natuurlijk niet uit Bavaria (Amerikaans) maar uit Beieren, foutje in de overigens voortreffelijke vertaling.

Wapenfabriek
Net als in ”Nacht in het Noorden” speelt het Amerikaanse negerprobleem in ”De glazen vloot” van Alice Mead mee, zij het niet als motief maar als achtergrond. De hoofdpersoon, een negerjongen met de bijnaam Wijsneus, leeft in vrijheid. Maar, wat voor vrijheid! Zijn woonomgeving is totaal verpauperd. Tegenover hun armoedige, hoge flatgebouw staat een vroegere wapenfabriek. „Nu is die natuurlijk gesloten. Net als alles hier is het vroeger iets geweest, maar nu niet meer.”

Het ergst is dat hij in die vijandige buurt steeds meer mensen kwijtraakt: zijn grote vriend, de blanke voorleesjuf in de bibliotheek, en ten slotte ook nog zijn moeder, die na een ongeluk in het ziekenhuis wordt opgenomen.

„Als ik mijn gedachten de vrijheid zou geven, botsen ze met een klap tegen die lelijke muur van de wapenfabriek. Of ze botsen tegen tante Jolita op. Of tegen de metalen deur waar vroeger de bibliotheek was. Opgesloten. Dat ben ik. Opgesloten in niemandsland. En wie heeft de sleutel?”

Toch heeft hij een droom die hem staande houdt. Daarvoor verzamelt hij lege flessen. Als hij tien jaar wordt, doet hij daar briefjes met die droomwens in en deponeert de „glazen vloot” her en der in het water. De wens wordt vervuld en het gezin ontsnapt aan de deprimerende omgeving.

Hoe deprimerend? Nog even een citaat: „Het asfalt buiten ligt vol plassen. De muren van de wapenfabriek zijn donker gevlekt door de regen. Het ijzeren hek huilt roestwater, alsof zelfs het metaal verdrietig is.”

Die laatste zin zegt meer dan honderden woorden van mij.