Boekrecensie |
Titel: We missen je Auteur: Ton van Reen Uitgeverij: Piramide Amsterdam/Antwerpen, 1999 ISBN 90 245 3551 4 Pagina's: 71 Prijs: 19,90
Titel: Steffie mist Bram
Titel: Kukel
|
Recensie door Hans van Holten - 7 juli 1999
Discriminatie onder de appeltjesIn deze rubriek bespreken we een drietal boeken voor de jongere kinderen, om uit te worden voorgelezen of als ze zover zijn om zelf te lezen. In de eerste plaats We missen je van Ton van Reen. Deze auteur is vooral bekend geworden door zijn historische jeugdromans, die zich meestal in Limburg en Brabant afspelen en waarin hij de oude cultuur en folklore in spannende verhalen probeert vast te leggen. Hoge waardering kreeg hij bijvoorbeeld voor zijn vierdelige cyclus over de Limburgse bokkenrijders. Van Reen schrijft ook boekjes voor jonge kinderen. Die verhaaltjes hebben als hoofdpersoon het in Nederland wonende Ghanese jongetje Tobias. Ze suggereren een soort multiculturele samenleving (vooral in de klas), maar zijn tegelijk door en door Nederlands. Én spannend. Én humoristisch. Het vierde deeltje in de serie heet We missen je. Tobias ontdekt in de tuin het appelmannetje Pom, een groene levende appel met armpjes, beentjes, oogjes en een mondje. Het kereltje blijkt gevlucht te zijn uit de tuin van de buren, waar de andere appelmannetjes hem weg hebben getreiterd, omdat hij groen is. Groen is toch mooi, zegt Pom. Maar de anderen zijn allemaal rood of geel. Alleen ik ben groen. Daarom spelen ze nooit met me. Vreemd hoor, zegt Tob. Bij de mensen is het ook zo. Sommige kinderen zijn wit, anderen zijn bruin of zwart, maar we spelen allemaal met elkaar. Discriminatie onder de appeltjes dus. Maar de andere appelmannetjes krijgen spijt van wat ze gedaan hebben. Rode Pim komt dat vertellen. We missen je, zegt hij onder tranen. Zo verdwijnt het appelmannetje weer, zonder dat iemand anders dan Tobias het kereltje heeft gezien. Ook vriendinnetje Kim niet. Geef maar toe, zegt ze, dat Pom alleen maar bestaat in je fantasie. Een nogal volwassen zinnetje voor zo'n schoolmeisje, zoals er wel meer grote-mensenachtige taal in het boekje voorkomt. Maar ja, als het toch voorgelezen wordt, valt dat gemakkelijk uit te leggen.
Steffie Dat laatste is een voorbeeld van zo'n verrassend slotzinnetje, de clou waarmee de korte, levendig vertelde hoofdstukken worden besloten. Kuipers gebruikt geen volwassenentaal, maar de taal van de kleuter zelf, en de denkwijze en de logica van het kleine kind. Zo is elk hoofdstukje een klein juweeltje van vertelkunst, gebracht met een humor die ook de volwassen voorlezer zal doen glimlachen. Er gebeurt natuurlijk veel meer in het boek. In het huis van Bram komen nieuwe mensen wonen, ook met kinderen: Lisa van nul en Geert, die bij Steffie in de groep komt. Gelukkig vallen die op den duur best mee. Er komt ook een nieuwe meester, in plaats van juf Lies, die ziek is. Steffie vindt dat maar niks, en dat laat ze merken ook aan meester Henk. Die zegt dan: Stel je voor dat ik helemaal precies net zo was als Lies! Dan was ik nu óók ziek! Op dezelfde kamer als Lies. Jullie hebben dan een andere meneer of juf nodig. Als die precies is als Lies, is-ie óók ziek. Dan ligt hij op de kamer waar Lies ziek is. En waar ik óók al ben. Dan moet er weer een andere juf of meneer in deze klas komen. En zo gaat het maar door... Een leuk lees/voorleesboek. Jammer van die paar bastaardvloeken, die zo onnodig zijn.
Kukel Wat bovendien tamelijk bijzonder is: ze illustreert haar boeken zelf, in een stijl die tegen echte kindertekeningen aanleunt, maar toch meer is. Als ik een inval heb, denk ik tegelijk in tekeningen en tekst, zegt ze zelf. Vaak, als iets zich niet zo gemakkelijk in woorden laat vangen, zet het verhaal zich in de tekeningen voort. Ze vormen er een wezenlijk onderdeel van. Al deze opmerkingen zijn volledig van toepassing op het laatste boek dat van haar hand is verschenen: Kukel. Het is (weer) zo'n jongetje dat niet meetelt, in een hoekje gedrukt wordt, onhandig is, maar dat wél droomt. Hij droomt dat hij op kan treden met zijn zeven zingende zussen, ofschoon hij niet zingen kan. Hij droomt dat hij 'eigenlijk' de zoon van de koningin is, een prins dus, en die droom wordt bij alle pech die hij ook nu weer heeft een heel klein beetje waar.
Oplozzen Ze zegt: Jullie weten toch dat jullie koningin jullie geen van allen ooit in de zdeek zal laten? Wij hebben het volk al toegezbroken. Wij hebben al gezegd dat iedereen warm moet maken wat er maar warm te maken valt. Daar kan de mist niet tegen en die zal oplozzen en iedereen zal ons weer helder kunnen aanzrouwen en dankbaar zijn. Ga weer naar beneden, vertel het aan iedereen en heb geduld. Zboedig zal er weer uitzicht zijn en het zal als nieuw zijn.
|