Boekrecensie

Titel: Zoveel dingen aan je hoofd
Auteur: Renate Welsh

Uitgeverij: Lannoo
Tielt, 1998
ISBN 90 209 3507 0
Pagina's: 107
Prijs: ƒ 26,50

Recensie door H. van Holten - 16 juni 1999

Jongen in debuut van Guurtje Leguijt hoort te goed en ziet te veel

Probleemroman voor oudere jongeren

Over het algemeen houden jonge lezende kinderen, van spanning, van avontuur, van humor. Lezen is amusement. Ze hoeven niet met allerlei psychologische kwesties te worden geconfronteerd. Maar als ze ouder worden, meer van de wereld en van elkaar begrijpen, krijgt ook de zogenaamde probleemroman hun interesse. Als die maar goed en spannend geschreven is, en ten slotte een oplossing biedt die weer perspectieven opent.

Zo'n jeugdboek is ”Zoveel dingen aan je hoofd” van de Oostenrijkse schrijfster Renate Welsh. Niemand op school heeft door wat er met Sarah aan de hand is, waarom ze de laatste tijd zo boos reageert en zich terugtrekt. De onderwijzers niet, maar ook zelfs Moritz niet, die heimelijk een beetje verliefd op haar is, maar telkens opnieuw wordt afgekat. Hij volgt haar wel eens stiekem, omdat hij denkt dat ze misschien seksueel misbruikt wordt. „Ze zag er zo alleen uit, midden in het gewoel. Alsof haar geheim haar omringde als een stolp. Hij kon die stolp niet stukslaan, dat wist hij ondertussen al. Hij kon alleen Sarah verwonden, de stolp zou intact blijven.”

Maar Sarahs geheim is heel anders dan Mortiz denkt. Haar vader is weggelopen en sinds een paar weken is haar moeder totaal depressief. Die verwaarloost zichzelf en Sarah, ze ligt dag en nacht op bed, kookt geen eten, haalt geen geld bij de bank, doet geen inkopen. Intussen raakt de voedselvoorraad op, maar een dokter laten komen mag niet. Sarah zwijgt tegenover iedereen. Hun probleem gaat niemand wat aan, vindt ze. Het zal wel weer goed komen. „Keelpijn gaat voorbij, gekneusde ledematen genezen, koorts, verkoudheden en indigesties verdwijnen. Waarom zou een gekwelde ziel niet kunnen genezen?”

Steeds meer beseft ze echter dat ze er helemaal alleen voor staat. Dan gaat ze toch actie ondernemen. Ze haalt geld van de bank met een cheque van haar moeder, voorzien van een valse handtekening, die ze van haar moeders rijbewijs afgekeken heeft. Zo kan ze tenminste eten en drinken kopen. De ommekeer komt als de dokter toevallig bij de buurvrouw moet zijn en letterlijk tegen Sarah opbotst. Sarahs overdreven reactie doet hem beseffen dat er iets goed mis is met het meisje. Dan ontplooit het verhaal zich naar een min of meer gelukkig einde, ook dankzij die verfoeide Moritz en diens hartelijke meelevende moeder.

Dit inhoudelijk mooie en spannende boek is niet altijd geschreven in een taal die past (waarom moet er nogal eens gevloekt worden, bijvoorbeeld?), maar kent wel een prachtige psychologie die probleemliefhebbers onder de jeugd aanspreekt.

Bang en boos
Psychologisch knap geschreven (maar dan zónder één vloek) is ”Heibel in m'n hoofd”, het jeugdromandebuut van Guurtje Leguijt. Zij heeft veel te maken met verstandelijk gehandicapte kinderen, aan wie ze les geeft, maar die ze ook in haar zeer nabije omgeving ontmoet. Vandaar het intense begrip en de doorvoeldheid waarmee ze haar hoofdpersoon Maarten beschrijft. De jongen lijdt aan autistiform, een –dacht ik– niet zoveel voorkomende afwijking: hij hoort te goed en hij ziet te veel. Al die overrompelende geluiden en beelden veroorzaken soms een chaos in zijn geest: „heibel in m'n hoofd”, zoals hij het zelf noemt. Dat leidt tot afwijkend gedrag. Hij is bang voor iets nieuws, voor iemand die hij niet kent, voor onbekende situaties en heeft een totaal gebrek aan durf. Als dat nieuwe, dat onbekende tóch moet, kan hij verschrikkelijk en onredelijk boos worden.

„Soms is het net”, zegt zijn moeder, „of je elke dag van tevoren een videofilm maakt. Een film over hoe de dag moet verlopen. En als het dan anders gaat, raak je in paniek.”

Zijn ouders krijgen hem zover om naar de Riagg te gaan. Eerst ziet hij er ontzettend tegen op, wordt hij ook daar weer woedend over, maar als hij samen met zijn moeder eindelijk de beslissende stap heeft gezet, vindt hij het prachtig en knapt hij ervan op. Het einde blijft open. Kan hij genezen of niet? In elk geval heeft hij wat zelfrespect opgedaan. Hij durft zo- waar iets wat z'n 'normale' tweelingbroer Martijn en diens vriend níet durven.

”Heibel in m'n hoofd” is niet uitgesproken christelijk, maar ademt wel de sfeer die in christelijke kringen past. Het boek heeft korte, snelle hoofdstukken die het verhaal naar het einde voortstuwen. Het soms heel mooie taalgebruik is eigentijds en herkenbaar voor de jonge lezers.

Probleem 2000
Je kunt kinderen over echte problemen vertellen, je kunt ze ook problemen aanpraten die misschien helemaal niet (zullen) bestaan. De overgang naar het jaar 2000 bijvoorbeeld. Zal alles wel goed gaan met al dat computergedoe waar onze maatschappij op drijft? Is men overal voldoende voorbereid?

Voor Francine Oomen was deze onzekerheid aanleiding hierover een jeugdboek te schrijven: ”Hoe overleef ik het jaar 2000?” In dit sciencefictionachtige verhaal, dat zich op een boerderij in de heuvels van Zuid-Limburg heet af te spelen, gaat het helemaal niet goed. Klokslag 12 uur op oudejaarsavond 1999 valt de stroom uit, ”een” chemische fabriek in de buurt staat meteen in lichterlaaie, de radio, de tv en de telefoon doen het niet meer, overal is het pikkedonker, enzovoorts, enzovoorts.

Het meisje Rosa, dat de jaarwisseling bij haar vriendje Jonas doorbrengt, is verbijsterd. Wat zal er allemaal gebeuren en hoe komt ze ooit weer thuis in 's-Hertogenbosch, nu de treinen niet meer kunnen rijden? Er is één geluk: de pa van Jonas heeft alles voorzien. Hij heeft een grote levensmiddelenvoorraad aangelegd, er is noodverlichting, er kan gekookt worden. Helaas dringt dat een paar dagen later ook door tot de hongerige dorpsbewoners in de buurt, die in dreigende drommen een aandeel daarin komen opeisen.

Tot nog toe een aanvaardbaar, redelijk spannend sciencefictionverhaal. Maar dan wordt het boek afgesloten met een reeks van ”survivaltips”: wat je aan voedsel in huis moet halen, hoe je aan zuiver drinkwater kunt komen, hoe je kunt koken, enzovoorts. Dat trekt het verhaal wel heel erg in het serieuze vlak, en daarmee werkt dat voor veel jonge lezers nogal verontrustend. Ik vraag me af of zoiets nodig is, afgezien van het feit dat een kind er zelf weinig aan kan doen.

Dit boek staat overigens vol met hele en 'halve' vloeken, en dat is zéker onnodig. Het zou een goed voornemen voor het jaar 2000 zijn, die bij een volgend boek achterwege te laten.