Boekrecensie

Titel: Nooit rijk, nooit tevreden, nooit verliefd
Auteur: Edith Koenders

Uitgeverij: De Arbeiderspers
Amsterdam, 1999
ISBN 90 295 0004 2
Pagina's: 275
Prijs: ƒ 39,50

Titel: De nieuwe kleren van de keizer
Auteur: Edith Koenders

Uitgeverij: Vassallucci
Amsterdam, 1998
ISBN 90 50000 100 9
Pagina's: 85
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door Esther Papeveld - 31 maart 1999

Dagboeken schetsen Andersens tijd

De onzekerheid van
een volksschrijver

„Nee, ik zal nooit rijk worden, nooit tevreden en nooit verliefd!”, verzucht Hans Christian Andersen in een van zijn brieven. Een uitroep die je niet verwacht van de succesvolle schrijver van volkssprookjes en -verhalen, van ”De prinses op de erwt”, ”De tondeldoos” en ”De nieuwe kleren van de keizer” of van een van de 160 andere. Dat het succes van de Deen toch geen vanzelfsprekendheid was, blijkt uit de persoonlijke notities die de veelschrijver achterliet. In de Privé-Domein-reeks verscheen een selectie van zijn dagboek- en brieffragmenten.

Beroemd of niet, Andersen heeft geen simpel leven gehad. Met een schoenmaker als vader en een werkvrouw als moeder heeft hij zijn hele leven strijd tegen zijn armoedige afkomst gevoerd. Hoewel hij in zijn latere leven best vermogend is, vormen ook dan financiële kwesties een vaak terugkerend onderwerp in zijn epistels. Meer dan eens schrijft hij over de (te hoge) prijs van de hotelkamers en de fooien die hij geacht werd te geven. Ze vergalden zijn reisplezier. Een ander probleem in zijn leven is het alleenzijn. Dames die onderwerp van Andersens verliefdheid werden, zagen hem niet meer dan als een goede vriend.

Eén ding maken Andersens notities duidelijk: de grote sprookjesschrijver kampte met grote onzekerheid en een negatief zelfbeeld. Over zijn eigen schrijfproces is hij weinig positief. Ook legt hij elk nieuw werk –voordat het uitgegeven wordt– ter beoordeling aan verscheidene mensen voor. Nog duidelijker is wat hij ergens over zichzelf schrijft: „(...) wiens streven het was een groot kunstenaar te worden, maar die tijdens het grote gietproces van het leven is mislukt.”

Succesvol en ongelukkig
Andersen mopperde wel, maar feitelijk ging het hem aardig voor de wind. Allerlei prominenten waren geen vreemden voor hem. Op buitenlandse reizen ontmoette hij Beethoven, Bosboom-Toussaint, Dickens, Dumas, Goethe, Potgieter, Schumann en vele anderen, onder wie graven en hertogen.

Hij klaagde wel over armoede, maar vergat hij misschien dat de koning hem een soort beurs schonk om in zijn onderhoud voorzien? En al kostte het de Deen –vooral in eigen land– wel moeite om erkend te worden, toch ontving het grote publiek zijn voortbrengsels uiteindelijk positief. Desondanks: zelfs als de Denen hem eren met een standbeeld, schrijft Andersen aan een vriend: „(...) dat geen van de beeldhouwers mij kent, niets in hun schetsen duidt erop dat ze het karakteristieke van mij inzien en begrijpen.” Andersen vindt dat hij wordt weergeven als iemand die naïeve verhaaltjes schrijft, maar het naïeve is er slechts een klein onderdeel van.

Bij het lezen van deze verzameling neemt deze gedachte wel bezit van je: Jammer dat een zo succesvol mens in zijn persoonlijk leven uiteindelijk ongelukkig was. Behalve een weergave van zijn persoonlijke leven geven de dagboeknotities en brieven een schets van de tijd waarin Andersen leefde. Zo schrijft hij in 1853 dat hij een heel bijzonder moment meemaakte op het postkantoor. Andersen kreeg daar namelijk de werking van de elektromagnetische draad, ook wel de telegraaf genoemd, te zien. Een reis per stoomtrein in 1840 maakte een diepe indruk op hem.

Kleermakers
Dat zijn werk ook heden ten dage nog in de belangstelling staat, blijkt uit de onlangs verschenen eigentijdse bewerking van een van zijn bekendste sprookjes: ”De nieuwe kleren van de keizer”. In deze uitgave wordt het sprookje opnieuw verteld en van illustraties voorzien door bekende Amerikanen zoals generaal H. Norman Schwarzkopf, Steven Spielberg en Quentin Blake.

Het sprookje ”De nieuwe kleren van de keizer”, verteld door Andersen, gaat als volgt. De keizer krijgt nieuwe kleren. Volgens de kleermakers kunnen die kleren alleen maar gezien worden door slimme mensen. Dat is dus makkelijk voor de keizer, want dan kan hij precies uitmaken wie mag helpen met de regering van het land. De keizer geeft allerlei mooie stoffen en kostbaarheden aan de kleermakers, want dat hebben ze nodig om de kleren te maken. De kleermakers doen net alsof ze heel druk bezig zijn, maar ze steken stiekem alle mooie dingen in hun eigen zak! Dan zeggen de kleermakers dat de kleren klaar zijn. Iedereen zegt dat ze prachtig zijn, ook de keizer, maar... niemand ziet iets! Dan, tijdens de optocht, waarin de keizer zijn nieuwe kleren aan het volk laat zien, is er eindelijk iemand die de waarheid durft te zeggen. Een jongetje roept: „De keizer heeft helemaal niets aan!”

Banaal
De schrijfstijl van Andersen is te typeren als naïef en humoristisch. Daarnaast is de opzet van zijn verhalen eenvoudig. In deze bewerking vind ik daarvan echter niet veel terug.

Was in de oorspronkelijke versie van Andersen het aantal personages beperkt; hier treden allerlei nieuwe personages voor het voetlicht. Zo is er sprake van een zeer mondige en weinig gezagsgetrouwe keizerlijke prins en prinses, een bril van de kamerheer, de hofdames van de keizerin en de dominee van de keizer. Al deze 'personages' geven hun eigen visie op de gebeurtenissen. Dit heeft als resultaat dat de lijn van het verhaal moeilijk te volgen is.

Daarnaast is de visie die de predikant wordt toegedicht niet respectvol, zelfs banaal. Hij vindt de nieuwe kleren ”hemels” en het is hem een ”goddelijk genoegen” de nieuwe kleren in te zegenen.

Het taalgebruik van Andersen was eenvoudig en voor iedereen te begrijpen: hij maakte gebruik van de volkstaal. Dit in tegenstelling tot de hervertellers. De taal die zij bezigen is te populair, te onbeschaafd en soms onaanvaardbaar. Dit komt onder andere tot uiting in het voorkomen van vloeken en scheldwoorden. Ook vraag ik me af of een woord als cellulitis wel tot de woordenschat van ”kinderen van alle leeftijden”, de doelgroep, behoort.

De uitgave is rijk geïllustreerd: paginagrote, gekleurde weergaven van ieder personage zijn aanwezig. Esthetisch fraai te noemen; ethisch niet altijd verantwoord. We zien onder andere een lugubere tovenaar, een halfnaakte keizer en een profane dominee.

In de tijd van Andersen werd het naïeve in zijn sprookjes en verhalen overschat, getuige zijn standbeeld. Ik kan me nu niet aan de indruk onttrekken dat het naïeve in deze uitgave wordt ónderschat.