Boekrecensie

Titel: Malmok
Auteur: Annemarie van Haeringen en Sjoerd Kuyper (tekst)
Uitgeverij: Leopold/Elzenga
Amsterdam, 1998
ISBN 90 258 3789 1
Pagina's: 32
Prijs: ƒ 24,90

Recensie door Marianne Witvliet - 17 november 1998

Van Haeringen: Het mooist is een kapot gelezen prentenboek

De kunst van het kijken

Als je vraagt wat de filosofie is achter haar prentenboeken, aarzelt ze. Een filosofie doet al gauw denken aan een bewust opgezet plan, vindt Annemarie van Haeringen. Daarmee valt een tekst snel plat. Haar verhalen en tekeningen groeien spontaan. Vaak is ze zelf verwonderd over de afloop en het resultaat. Maar de moraal ontbreekt nooit. „In mijn boeken overwint het goede”.

Ze wist al jong dat ze wilde tekenen. Dat het illustraties voor kinderen zijn geworden, heeft alles te maken met de jeugd van Annemarie van Haeringen (1959). „Boven mijn ouderlijk huis woonde een soort hospita die ons altijd voorlas. Ik herinner me haar krakerige stem en een sfeer van warmte en geborgenheid, terwijl je luisterde en keek naar verhalen over de Sterrekinderen, het olifantje Babar of Prikkebeen. Het maken van een boek is voor mij ongeveer hetzelfde als voorgelezen worden. Heerlijk om even uit de werkelijkheid te stappen. We leven in een harde maatschappij”

Geen thema's zoals griezelen en geweld?
„ Er zijn goede boeken over, maar het griezelen om het griezelen vind ik vreselijk. Ik vraag me af wanneer dat nu eens voorbijgaat. Ik ben hervormd opgevoed. Waarden en normen geven een kind houvast. Grappig genoeg merk je dat kinderen bij het lezen van een boek wachten op het Boontje-komt-om-zijn-loontje-effect. Als Aap in “De notenkraker” Eekhoorn bedriegt, moet hij gestraft worden”.

Na de middelbare school lag de Rietveld Academie voor de hand, waar Annemarie als een van de laatsten de opleiding voor illustrator volgde. Wegens bezuinigingen werd deze specialisatie kort daarna uit het programma geschrapt. Docenten waren onder anderen Thé Tjong-King, die twee Gouden Penselen won (1978 en 1985), en Lydia Postma, die de Gouden Penseel in 1976 kreeg voor haar illustraties bij de sprookjes van Andersen. „Ja, dat was heel inspirerend, hoewel zij totaal verschillende ideeën hadden. We deden leuke dingen. Je ging bijvoorbeeld naar Artis om dieren na te tekenen. Ik doe het nog steeds”. Het bewijs is een dummy vol schetsen van gibbons en slingerapen. Ze lacht. „Ik wilde een gibbon, maar ik had voor mijn verhaal een staart nodig, dus werd het een slingeraap. Je doet ongelooflijke ideeën op als je naar dieren kijkt. De werkelijkheid is namelijk veel gekker dan je het zelf zou kunnen verzinnen. In “De notenkraker” heb ik Aap met een poot omhoog getekend waarop hij een schaakstuk heeft gezet. Zo zat die aap in Artis ook”. Intussen heeft ze meer dan een handvol titels op haar naam staan.

Fabel als houvast
Toen vooral verhalen van anderen voorzien waren met tekeningen van Annemarie, moedigde de uitgever haar aan zelf te gaan schrijven. Dat resulteerde onder andere in “De boom en het meisje”, “Een verhaal met een staartje”, “Op hoge poten”, “De notenkraker” en “De koning bakt een huis”. Als houvast –„Ik was behoorlijk onzeker over mezelf”– greep ze zich min of meer vast aan de fabel. „Het zijn oeroude volksverhalen waarin het goede het kwade overwint. Je hoeft als kinderboekenschrijver niet op zoek te gaan naar een nieuw dier. Alles is al bedacht. Je moet er gewoon iets moois van maken”.

Dat lukt. Annemarie van Haeringen staat op het punt af te reizen naar de Antillen om tijdens de Antilliaanse kinderboekenweek het nieuwe prentenboek te promoten dat ze met Sjoerd Kuyper maakte. “Malmok” is in vijf talen gelanceerd: Nederlands, Frans, Engels, Papiamentoe en Papiamento. Ze is vooral blij met de laatste twee vertalingen. Na vier werkbezoeken aan de Nederlandse Antillen merkte ze hoe weinig literatuur er bestaat waarin de wereld van Antilliaanse kinderen als achtergrond is genomen. „Het gaat in prentenboeken vaak over sneeuw. Ze weten natuurlijk wel wat het is, maar ze zien het nooit. En bij herfst kunnen ze zich al helemaal geen voorstelling maken”.

Pelikaan als held
Tijdens een vorig werkbezoek stond Annemarie met Sjoerd Kuyper in een haven naar duikende pelikanen te kijken. Op dat moment ontstond het idee een prentenboek te maken dat in eerste instantie iets van de Antillen weerspiegelde. Ook dit boek groeide vanzelf. Held is Malmok de pelikaan, die na een grote storm terugkeert en weigert zijn bek open te doen. Ze kietelen hem, Schuin Maatje de kaketoe vertelt mopjes, maar Malmok doet zijn snavel niet open. Totdat er een vrouw in een bootje langsvaart. „Dushi!”, roept ze. In de snavel van Malmok klinkt een klein geluidje. Het geluidje begint te huilen. Dan gaat de snavel toch open. Daarin zit een piepklein, pikzwart baby'tje. Dushi.

„Dushi betekent schatje. Het lijkt ook op Dolce, dat staat voor zacht en lief. Toch werd Malmok bijna een antiheld. Want hij wilde Dushi eigenlijk niet teruggeven. We hebben dus een blozend pelikanenmeisje bedacht, dat heel trots op hem is. Zodat kinderen zich in de toekomst een pelikanenbaby kunnen verbeelden. Vreemd genoeg hebben we de storm er niet bewust ingestopt, terwijl de Antillen worden geteisterd door orkanen. Net of het ergens toch in jezelf ligt opgeslagen. Nu is het heel actueel. Schuin Maatje de kaketoe die ooit op een schip vol ruige kerels woonde, is bedacht door Sjoerd. Er komen namelijk geen kaketoes voor op de eilanden, maar als karakter doet hij het heel goed in het boek”.

Beloning
Wil een kind het verhaal snappen, dan moet het terugbladeren. In het begin van het boek, tijdens de grote storm, is Dushi wel getekend, maar niet groter dan een speldenknop.

„Dat is precies wat ik wil. In mijn boeken worden de goede kijkers altijd beloond. Dat vind ik de kunst, om kinderen te laten terugbladeren. Hoe vaker een prentenboek bekeken wordt, hoe beter. Heb je het over mijn filosofie, dan vind ik een kapot gelezen prentenboek het mooiste dat er is”.