Titel: Brand!
Auteur: Erik de Gruijter
Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 1998
ISBN 90 331 1302 5
Pagina's: 204
Prijs: ƒ 21,90

Recensie door P. J. Vergunst - 9 september 1998

Meer dan een
brandverhaal

Het aantal christelijke jeugdboekenschrijvers dat in kwalitatief opzicht voor niemand hoeft te blozen, is met één toegenomen: Erik de Gruijter. Uitgever Den Hertog zal ingenomen zijn met zijn debuut, “Brand!” Het lijdt geen twijfel dat veel lezers zullen volgen.

”De brand in de blokhut”, “Brand in het hoge duin”, een keur aan titels bewijst dat een stevig vuur al gauw de basis van een heftig jongensavontuur kan zijn. Omdat “Brand!” beduidend meer biedt dan het gemiddelde brandverhaal, ben ik geen tegenstander van een betere titel voor deze jeugdroman. Dat neemt niet weg dat dit boek zo goed is –wat de opbouw van het verhaal, het doseren van de spanning en ook wat de verborgen maar aanwezige boodschap betreft– dat het duizenden jongeren aan zich zal binden.

Als in “Laatste wagon” van B. Nijenhuis zet De Gruijter zijn boek in met een paar bladzijden die voorafgaan aan de finale ontknoping. De lezer is direct betrokken: waarom gaat Ruben Kloosterman in het begin van de nacht sluipend de slaapkamer van zijn ouders binnen? „Als hij nu niet zou doorzetten zou hij jaren van zijn leven in een cel moeten doorbrengen”. De vraag naar de onderlinge verhoudingen in dit gezin zal als een rode draad door de geschiedenis van Ruben in zijn nieuwe woonplaats Emmen lopen.

De lezer heeft vanaf dit moment een extra antenne voor de houding van vader Kloosterman ten opzichte van zijn oudste zoon. „„Jongens met pit vinden overal wel werk”, had zijn vader eraan toegevoegd en was toen weer achter zijn krant verdwenen” (p. 12). Drie bladzijden verder, als Ruben naar zijn vader kijkt: „Die had gymnasium of iets wat daarop leek gedaan en Ruben altijd het gevoel gegeven dat hij niet goed kon leren”. En, als Ruben na de eerste schooldag aan tafel vertelt dat een van zijn vrienden Match heet: „„Aparte naam”, zei zijn vader en stak een hap in zijn mond. „Heb je eigenlijk wel zout bij de boontjes gedaan, ik vind ze een beetje flauw””. Al zegt Erik de Gruijter het nergens expliciet, Rubens positie aan de periferie van het gezin heeft tot gevolg dat hij er in de klas uit komt te liggen. Het voor het oog harmonieuze gezin Kloosterman is minder hecht dan het lijkt.

Match, de bijnaam voor Rubens 'vriend' Matthew, kent helemaal geen gezinsleven meer. Thuis treft hij slechts een haveloze vader, dronken op de bank. Hierin vindt hij zijn motief om Ruben te dwarsbomen en hem als verdachte van diverse branden naar voren te schuiven.

De vele branden die Emmen in de greep houden, zorgen voor de actie en de spanning binnen het verhaal, waarin de onderlinge verhoudingen in Rubens klas en gezin toch de hoofdlijn vormen. Een prachtfiguur is inspecteur Arends, van wie we bij de eerste kennismaking horen: „Hij was dik. Onsmakelijk dik, en zijn onderkinnen knikten mee”. Vanaf dat moment weet je dat een eersteklas speurder zich met de oplossing van de branden bezighoudt.

De christelijke dimensie stopt De Gruijter vooral in de tekening van Rubens klasgenoten en mede-kerkleden Bart en Sjaak. Hun kameraadschap en trouw gaan verder dan oppervlakkige sympathie voor een medeleerling.

”Brand!” zou zijn lezers in de kou laten staan als de werkelijke brandstichter niet ontmaskerd werd. Mooier vind ik echter de wijze waarop Rubens ouders hun feilen erkennen tegenover hun zoon. Als Rubens moeder tegen hem haar spijt betuigd heeft, komt voor mij het mooiste zinnetje uit dit boek: „Mij ook, zei vader en schraapte zijn keel weer. „Sorry””. Levensecht!