Boekrecensie

Titel: Op weg naar Bethlehem
Auteur: J. J. Frinsel

Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 2000
ISBN 90 331 1515 8
Pagina's: 132
Prijs: ƒ 21,50

Titel: Hoe het Kerstfeest werd
Auteur: Sj. van Duinen

Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 2000
ISBN 90 331 1454 2
Pagina's: 122
Prijs: ƒ 14,95

Titel: Het bezoek
Auteur: Erik de Gruijter

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 2000
ISBN 90 266 1069 6
Pagina's: 52
Prijs: ƒ 12,50. Vanaf 8 jaar.

Titel: Kromnagel
Auteur: Erik de Gruijter

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 2000
ISBN 90 266 1047 5
Pagina's: 53
Prijs: ƒ 14,90. Vanaf 8 jaar

Recensie door Enny de Bruijn - 6 december 2000

Nieuwe bundels bieden kerstverhalen voor jong en oud

Zingen bij het harmonium

”De schriften van Hanneske Bouman” is het mooiste kerstverhaal dat ik dit jaar gelezen heb. Het is geschreven door Toos Korpershoek-van Wendel de Joode en het staat in de bundel ”Op weg naar Bethlehem”. Verder presenteert uitgeverij Den Hertog een kerstverhalenboek van Sjanie van Duinen, terwijl Callenbach twee kleine novellen van jeugdboekenschrijver Erik de Gruijter op de markt brengt.

Eigenlijk houd ik helemaal niet van verhalen-in-dialectsfeer, maar het is direct duidelijk dat het verhaal van Hanneske Bouman op geen enkele andere manier verteld kan worden. „Hanneske is nou de zestig voorbij. Hij begint een oudachtig manneke te worden met een kopje als een bewaarappeltje. Overdag werkt hij zo'n beetje bij de boer of hij helpt de boerin. Bonen draaien, koper poetsen. Zegels plakken van de Vivo, duizend in een boekske.”

Dat doet denken aan de streekromans van Herman de Man, Bé Nijenhuis en Anne de Vries – toch niet de minsten op dit terrein. Toos Korpershoek heeft exact de goede stijl gevonden, beheerst, zuinig met woorden, maar heel concreet. Trefzeker weet ze de sfeer van het Brabantse platteland te vangen. „De jongste jongen zit achter 't harmonium. Hij vlecht het ene vers door het andere. Hij heeft talent, de jongen, hij improviseert. „Nou de lofzang van Simeon”, zegt Hanneske. De jongen trekt de Flute en de Subbas uit, hij gebruikt de kniezwellen. Hij doet zijn best op de schone akkoorden.”

Zelfs de beschrijving van Hanneskes geloofsleven doet nergens gekunsteld aan. Hoe vaak proberen schrijvers van kerstverhalen niet de taal van een dominee in de mond van een jongere te leggen, of een simpele ziel de gedachten te geven van een intellectueel. Niets van dat alles bij Toos Korpershoek. Dit is eindelijk eens een echt realistisch kerstverhaal. De woorden waarin de hoofdpersoon zich uit passen bij zijn karakter en omstandigheden als een op maat gesneden jas – en dat is geen geringe prestatie van de auteur. Ze is erin geslaagd volkomen te verdwijnen achter haar hoofdpersoon, wiens leven een getuigenis is. Grote woorden zouden die boodschap alleen maar in de weg staan.

Romeinse soldaat
De bundel ”Op weg naar Bethlehem” biedt niet alleen verhalen voor volwassenen, maar ook voor kinderen. De bijdragen van Hans Mijnders en Gerbrand Fenijn zijn spannend, die van J. J. Frinsel zijn moeilijker –ook het wat trieste openingsverhaal over een ál te wijs jongetje van vijf–, maar zeker boeiend. Henk Florijn kiest in het titelverhaal van de bundel een originele invalshoek: zijn hoofdpersoon is een Romeinse soldaat rond het begin van onze jaartelling die de grootste gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis meemaakt zonder ze te begrijpen.

En ten slotte zijn er drie debutanten: Anthon Bel, Els Florijn en Christine van Gent. Het verhaal van Bel, met de wat zwakke titel ”En nu...”, gaat over een man die het oorlogsverleden van zijn ouders oprakelt, en het steekt duidelijk boven de middelmaat uit. Ook Els Florijn en Christine van Gent schrijven met aanstekelijk enthousiasme, maar het ontbreekt hun verhalen een beetje aan levensechte karakters, en aan gebeurtenissen die onvermijdelijk uit elkaar voortvloeien. De taal mag de lezer niet in de weg staan bij het ademloos volgen van de wederwaardigheden van de hoofdpersoon.

Slachtoffers
De bundel ”Hoe het Kerstfeest werd” van Sj. van Duinen heeft een veel voorspelbaarder inhoud. De verhalen –al eerder gepubliceerd in diverse tijdschriften– zijn voor kinderen bedoeld, en gaan vooral over meeleven met de ander. Oude, gebrekkige mensen, gehandicapte kinderen, een werkloze vader, een zielig buitenbeentje in de klas... slachtoffers genoeg. De hoofdpersonen van de verhalen leren telkens dat het beter is een medemens te helpen dan hem te plagen. Mochten ze dat laatste gedaan hebben, dan komen ze onveranderlijk tot inzicht, krijgen medelijden en proberen alles weer goed te maken. Die boodschap is helder, en wordt ook duidelijk in het licht van Gods bewogenheid met mensen gezet. Ook al wordt het hier en daar al te zoetsappig, in het algemeen kan toch gezegd worden dat deze bundel een serie heel toegankelijke en ook wel boeiende verhalen biedt.

Van heel andere aard zijn de twee kerstverhalen die Erik de Gruijter schreef, en die bijna magisch-realistisch zijn te noemen. Verschillende werkelijkheden lopen door elkaar, van waken en dromen, van mensen en engelen, van leven en dood.

”Het bezoek” gaat over Jessica, die een hekel heeft aan haar stiefmoeder maar die door een heel vreemde, spannende droom –waarin een Jozef- en een Mariafiguur optreden– ertoe komt haar toch te accepteren. Ondanks de soms slordige zinsbouw, het gerommel met de werkwoordstijden en een enkele storende spelfout, weet De Gruijter zijn lezers mee te slepen. Tot de laatste bladzijde houdt hij de spanning erin.

Dat laatste geldt ook voor het beter geredigeerde boekje ”Kromnagel”. Het vertelt het verhaal van Annemarie, die eerst met de andere dorpskinderen meedoet als het erom gaat een oude man te plagen –een weinig origineel thema–, maar die later aan zijn sterfbed zit. Eén ogenblik lang kan ze voorbij de grens van de dood kijken: „Ze zag het stralende licht uit de hemel, dat dwars door het plafond leek te komen. Ze hoorde het gezang van duizenden engelen. Ze zag het gezicht van een vrouw. Een vrouw met uitgestrekte armen. En toen was het beeld weg.” Kromnagel sterft, maar de geschiedenis gaat verder met zijn zoon, en met de kinderen van Annemarie.

De verhalen van Erik de Gruijter boeien en ontroeren, maar niet iedere lezer zal ze evenzeer waarderen. De grote betekenis van Christus' komst op aarde zou iets nadrukkelijker naar voren kunnen komen. De Gruijter weet gedachten en emoties van mensen te raken. Maar –en dat geldt voor heel veel kerstverhalen– hoe zuiver hebben die gevoelens betrekking op hét heilsfeit waarom alles draait? Concreter: waarom praat Kromnagel in zijn laatste ogenblikken over zijn vrouw Anna, en niet over de Heere Jezus?