Recensie door dr. ir. M. Prins - 9 februari 2000
Nooit gerealiseerde
ontwerpen
Cees Nooteboom heeft naam en faam als auteur van literaire reisverhalen, maar is ook, zoals blijkt uit Nooit gebouwd Nederland, een bekwaam architectuurcriticus. Dit boek pretendeert een overzicht te geven van 150 jaar architectuurgeschiedenis, vanaf 1850 tot heden, aan de hand van een reeks nooit gerealiseerde ontwerpen.
Frederik van Eeden, bekend als auteur van onder meer De kleine Johannes en Van de koele meeren des doods, was een bevlogen literator en kunstenaar, met grootse aspiraties. Bescheiden in zijn ambities was hij bepaald niet, getuige zijn pogingen een soort kolonie te stichten die model moest staan voor een nieuwe heilstaat op aarde. In 1921 beschrijft hij in Het Godshuis in de Lichtstad zijn plannen hoe de heilstaat te realiseren en hoe de architectuur van die heilstaat gestalte moest krijgen: Wij gaan het godshuis bouwen in de Lichtstad. Het Heilige midden van de gansche menschheid, vanwaaruit alle bedrijvigheid van alle menschelijke bewoners deezer planeet, deezer Aarde, deezer zweevende woonplaats van ons geslacht wordt bestuurd, geordend en geheiligd. Eenen grooten tempel gaan wij bouwen, zo groot en schoon als de menschelijke kracht maar gedoogt. Een wereldhuis, niet ter verheerlijking van menschen, maar ter eere gods, de sterkste uitdrukking in vorm, lijn en kleur, van het menschelijk streeven om één te worden met de Almacht, die ons in de strijd heeft gezonden en ons opwacht in den eindelijken triomf.
Bovenstaande woorden worden geciteerd bij de presentatie van Ontwerp voor een Lichtstad van de architect H. P. J. London in het heruitgegeven Nooit gebouwd Nederland; 'want tussen droom en daad staan wetten in de weg en practische bezwaren'. Het boek pretendeert een overzicht te geven van 150 jaar architectuurgeschiedenis, vanaf 1850 tot heden, aan de hand van een reeks nooit gerealiseerde ontwerpen, waarvan de presentatie vooraf wordt gegaan door een door Cees Nooteboom geschreven essay.
Wat zijn architecten?
Nooteboom heeft naam en faam als auteur van literaire reisverhalen, maar is ook, zoals uit dit boek blijkt, een bekwaam architectuurcriticus. Wat hem onderscheidt van het gangbare circuit is echter de leesbaarheid van de tekst. Nooteboom is erudiet, bereisd, heeft kennis van de architectuurgeschiedenis en heeft het nodige bronnenonderzoek gepleegd voor dit essay. Alhoewel het misschien voor de leek niet altijd even volledig te begrijpen is, prevaleert in het essay echter de taalbeheersing en een kritische, relativerende geest: een genot om te lezen, zonder meer verfrissend tussen het tegenwoordig gebruikelijke gebazel.
In het begin van de tekst vraagt Nooteboom zich af wat architecten zijn. Hij komt vervolgens tot de volgende kostelijke omschrijving: Maar wat zijn dat, architecten? Het antwoord is zo lang als alle gebouwen naast elkaar. Het zijn filosofen, bevlogen utopisten, praktische uitvoerders, dromers in staal en beton, idioten, handige uitvoerders van de speculanten-wil, grootheidswaanzinnigen, dienaars van het volk, cultuurbarbaren, profeten, genieën, naäpers, dieven, kunstenaars. De geschiedenis van de architectuur is ook de geschiedenis van de slechte architectuur, want één ding hebben alle architecten, goed of slecht, met elkaar gemeen: om wat ze bouwen, àls ze bouwen, kun je letterlijk niet heen, het staat er.
Toren van Babel
Pas vele pagina's later volgt onontkoombaar de conclusie, die ten minste voor de auteur verrassend is: Voor een deel van het jaar is mijn beroep reiziger. Voor het eerst begrijp ik, bij het bestuderen van deze stad van ongebouwde gebouwen, dat ik mij heb laten manipuleren. Ik wist wat ik van steden wilde, maar wat die steden van mij wilden heb ik laten gebeuren. Ik ben de perfecte inwoner. Een existentialistische gewaarwording van een door ervaring wijs geworden man.
De bombast, welhaast ontaardend in blasfemie, die Frederik van Eeden hanteert bij de beschrijving van de Lichtstad is aan architecten en mensen in het algemeen niet vreemd. Het is de gevallen mens die de schepping wil vervolmaken, waar hij hem zelf heeft aangetast. Ook in de architectuur is de ambitie voor het bouwen van de toren van Babel nooit verdwenen.
Met name in het begin van deze eeuw, tussen de wereldoorlogen in, maar ook nu weer binnen het paarse polderdenken, is er ongebreideld gefilosofeerd over de maak- c.q. bouwbaarheid van de samenleving. Door middel van een universele kosmische kunst (Mondriaan) wilde men onder meer, zoals gesteld in een van de Stijl-manifesten, komen tot een nieuwe mondiale eenheid. De kunstenaars van heden hebben, gedreven door éénzelfde bewustzijn over de hele wereld, op geestelijk terrein deelgenomen aan de wereldkamp tegen de overheersching van het individualisme, de willekeur. Zij sympathiseren daarom allen, die, hetzij geestelijk of materieel, strijden voor de vorming van een internationale eenheid in Leven, Kunst en Kultuur. (Eerste manifest van de Stijl-beweging, 1918).
Jeruzalem
Nooteboom geeft aan de hand van de gepresenteerde nooit gerealiseerde ontwerpen een boeiend overzicht van de idealen die ontwerpers en kunstenaars hebben gedreven. Jammer dat hij ophoudt waar de echte desillusie en het nihilisme dat de hedendaagse (bouw)kunst kenmerken, begint.
Het kunstenaarschap is een goddelijke gave, een talent dat moet worden gebruikt. In Exodus 35 wordt in dit verband melding gemaakt van Bezáleël, die door de Geest Gods vervuld was met wijsheid, verstand en wetenschap in alle handwerk. In de berijmde Psalm 122 wordt allegorisch gesproken van Jeruzalem als wél gebouwde stad, wél saamgevoegd als kunstwerk door de grote Bouwheer. Een vergelijking die door Nooteboom niet onopgemerkt blijft, als hij verwijst naar het metaforische Civitate Dei van Augustinus.
Hoewel in essentie mogelijk blasfemistisch, en in hun formele en semiotische connotaties heidens dan wel kabbalistisch, zijn de traditionele architectuurstromingen mij daarom liever dan de huidige postmoderne en deconstructivistische tendensen, waar functionaliteit, betekenis, zin en waarde systematisch worden ontkend dan wel ontkracht.
Kwaliteitsvraag
Architectuur is geen autonome kunst, maar is ten principale ook gericht op gebruik door mensen. Architectuur beïnvloedt mensen. Mensen maken architectuur.
Architectuur is meer dan vormgegeven ruimte ten behoeve van een functionele vraag. Architectuur is gemaakte ruimte.
Architectuur is de harmonische integratie tussen functie en vorm (bouwkunst) en vorm en techniek (bouwkunde).
Op het moment dat architectuur wordt gezien als de meest individuele expressie van de meest individuele emotie, zoals de Tachtiger Kloos, tijdgenoot van Frederik van Eeden, stelde als kwaliteitseis ten aanzien van literaire producties, dan wordt voorbijgegaan aan de generiek-maatschappelijke kwaliteitsvraag die aan architectuur gesteld kan en moet worden. Het punt ten aanzien van de gebouwde omgeving is immers zoals terecht door Nooteboom gesteld en reeds geciteerd in het begin van dit artikel dat, goed of slecht, je letterlijk niet om alle gebouwen heen kunt. Een boek kan men lezen of terzijde leggen, een voorstelling kan men bijwonen of niet, maar met de gebouwde omgeving worden we allen, en dat ook nog eens betrekkelijk langdurig, geconfronteerd.
Stopera
Verfrissend in het huidige architectuurklimaat vind ik dan ook het boekje van Cees Dam, getiteld Architectuur volgens Cees Dam. De titel suggereert een soort egodocument, wat het boekje in zeker opzicht ook is, maar het zou te goedkoop zijn om het zonder meer zo af te doen. Het boekje verdient waardering voor het impliciete appèl op ambachtelijk vakmanschap in de architectuur.
Cees Dam is in Nederland vooral bekend geworden als de architect van de Amsterdamse Stopera, een project dat zowel in doorlooptijd als budgetoverschrijding ten aanzien van het negeren van oorspronkelijk geraamde initiële stichtingskosten vele precedenten heeft overtroffen. Dit was overigens niet alleen verwijtbaar naar de ontwerpende partijen.
In het boek worden thema's als bijvoorbeeld de vloeiende ruimte, maat, schaal en proportie, de ruimte van de stad, ornament en decoratie, orde en herhaling aan de hand van de bespreking van steeds één bepaald ontwerp behandeld. De behandeling van de thema's is persoonlijk en de selectie mist systematische samenhang. Bij sommige thema's wordt naar mijn smaak te veel gevlucht in een bespreking van de fysieke kenmerken van het gebouw, zonder de relatie met het thema te expliciteren. Na elf jaar architectuuronderwijs ben ik in zekere mate allergisch geworden voor dit soort beschrijvingen, waarbij verklaringen en motiveringen achterwege blijven.
Beleving
Van de bijna 130, overigens meest fraaie, zwartwitfoto's, tonen welgeteld negen afbeeldingen gebouwen met mensen. Op twee na betreft dit foto's van de nieuwbouw bij Schiphol, waar het zelfs bij een serieuze bommelding nog moeilijk zal zijn bij het fotograferen mensen te vermijden. Dit is in lijn met de opvatting dat architectuur voornamelijk beoordeeld dient te worden als autonome kunst, los van de gebruiksfunctie. Foto's van het werk van bijvoorbeeld de Japanse architect Tadao Ando zijn van een dergelijke abstracte schoonheid, dat ze als grafiek geapprecieerd en tentoongesteld kunnen worden.
Het aardige van het boekje van Cees Dam vind ik echter dat vaak toch de beleving van de architectonische ruimte nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld. Academisch gezien is het boek van F. D. K. Ching (Form, Space and Order) veel vollediger en consistenter, wat ook kan worden opgemerkt van het wat meer populistische boekje van de Deen S. E. Rasmussen getiteld Architectuur Beleven. Voor het Nederlandse lekenpubliek is het boek van Cees Dam echter zonder meer het meest toegankelijk, mede doordat alle besproken gebouwen in Nederland te vinden zijn.
Exemplarische handleiding
Mij persoonlijk spreekt het vooral aan door de selectie van de besproken gebouwen, de fraaie foto's en dan met name ook de afbeeldingen van het indrukwekkende Klooster Lemiers, van Dom van der Laan, waar ik ooit eens te gast ben geweest, maar uit piëteit voor de sacrale sfeer geen foto's heb willen nemen. Met name voor de leek die zich eens wil verdiepen in architectuur, is dit boekje door zijn toegankelijkheid aan te bevelen. Om Cees Dam zelf te citeren: Dit boek is geschreven als een exemplarische handleiding voor het kijken naar gebouwen. De lezer krijgt de mogelijkheid om door de ogen van een architect mee te kijken naar een aantal voorbeelden van opmerkelijke architectuur in Nederland.
Nooit gebouwd Nederland scoort echter bij mij hoger. Niet alleen door de prachtige afbeeldingen van de ontwerptekeningen, wat niet verwonderlijk is als men weet dat dit boek oorspronkelijk is uitgegeven als kerstnummer van het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, maar vooral door de combinatie met het intrigerende en behartenswaardige essay van de observator en literator Nooteboom.
|
|