Boekrecensie

Titel: Ik lach wel maar ik ben niet blij
Auteur: drs. Bert Reinds

Uitgeverij: Plateau
Barneveld, 1999
ISBN 90 5804 004 6
Pagina's: 104
Prijs: ƒ 21,75

Recensie door S. Brons-van de Wekken - 13 oktober 1999

Bert Reinds biedt
handvatten voor
gesprek met puber

Hoe blijf je als ouder in gesprek met je opgroeiende kind? Tieners veranderen innerlijk en uiterlijk in hoog tempo en raken daar vaak door uit hun evenwicht. Dat vraagt van ouders aandacht en betrokkenheid. Het doet pijn wanneer een ouder zijn beperkingen ziet; wanneer hij zijn kind niet kan bereiken in deze moeilijke periode waarin zoveel dingen op een rij gezet moeten worden. Hoe kunnen ouders weer echt hartencontact krijgen met hun kind? Met deze vraag begint Bert Reinds' ”Ik lach wel maar ik ben niet blij”.

Het boek gaat over het contact met kinderen die een schone schijn ophouden, maar die ondertussen worstelen met eenzaamheid en met belangrijke levensvragen. Ze nemen afstand van ouders en bouwen nieuwe relaties op. Vaak experimenteren jongeren in de leeftijdsgroep met allerlei gedrag en zijn ze elkaar daarin tot steun. Sommige dingen moeten ze echt zelf ontdekken: wie je bent en wie je wilt zijn. Met alle vragen en spanningen die daarbij loskomen. Reinds komt als orthopedagoog regelmatig ontsporingen tegen, die hij vertellend invoert. Bijvoorbeeld op het gebied van seksualiteit of eetpatronen.

Het onderwerp en de voorbeelden bieden genoeg ingrediënten voor een goed boek. Toch stelde het me erg teleur. Erg storend is de slechte opbouw in het boek. Kopjes dekken de lading niet altijd. Een structuur kon ik niet ontdekken. Het is herhaaldelijk niet duidelijk waarom iets in een hoofdstuk staat. Zo wordt in het hoofdstuk ”Bij ons thuis”, dat vooral over verschillen tussen gezinnen gaat, iets geschreven over het innerlijk orde op zaken stellen van het opgroeiende kind. Dat hoorde thuis in het voorgaande hoofdstuk, ”Help, ik groei”.

Zelfbeeld
Het boek bestaat voor een groot deel uit een opsomming –vaak puntsgewijs– van allerlei losse elementen. De auteur borduurt niet voort op het voorgaande, maar rijgt vaak losse gegevens aaneen. Helaas leidt dit ook tot overlappingen. Zo staan er bijvoorbeeld twee gedeelten in het boek over een positief of negatief zelfbeeld. Er staan veel praktijkgevallen in. Het is wel zaak dat de lezer niet op een verkeerd been wordt gezet wat de herkomst betreft. Het praktijkgeval ”Ik haat mezelf” is beschreven door Walter Trobisch en wordt door Tim Stafford geciteerd. Reinds gebruikt dit voorbeeld ook, maar verwijst alleen naar Stafford.

Voorbeelden dienen om de tekst te illustreren of om op een pakkende manier informatie over te brengen. Dat gebeurt niet altijd. Verschillende keren worden ze niet in de tekst verwerkt en zijn ze weinig functioneel. Als hulpverlener komt de schrijver veel ontsporingen tegen. In het boek wordt de puberteit neergezet als een tijd die gekenmerkt wordt door onbegrip, radeloosheid, zelfkwelling en eenzaamheid. Er is ook een andere kant. Gelukkig zijn er ook heel wat jongeren die plezier beleven en die niet overdreven problematisch hun identiteit vinden!

Gezagslijn
In het laatste hoofdstuk wordt aangegeven dat er overeenkomsten zijn tussen de gemeente en het gezin. Zowel het gezin als de gemeente moet een plaats zijn waar je met al je zorgen terecht kunt. Er zijn onder andere parallellen in hoe men met regels omgaat, hoe veilig het er is en of er verbondenheid is. Dit is wel lezenswaardig, maar heeft niet veel te maken met de vraagstelling van het boek.

De hoofdstukken worden afgesloten met vragen aan ouders over hun opvoedingsstijl. Dat is nuttig. Behalve de vraag om met je kind te bespreken welke zwakke en sterke eigenschappen je als ouder hebt. Dit doorbreekt de gezagslijn. Ouders mogen dit natuurlijk wel onderling bespreken.

De uitgave komt aan de buitenkant verzorgd over. De binnenkant is rommelig met helaas ook enkele fouten: een fout in de lay-out van de kopjes, taalfouten en er is vergeten voorbeelden te cursiveren.