Boekrecensie

Titel: De vader, de moeder & de tijd
Auteur: Marijke Hilhorst

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1999
ISBN 90 290 5073 X
Pagina's: 222
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door Enny de Bruijn - 10 maart 1999

„Ouders vielen samen met het leven dat ze leidden”

De vader, de moeder
en de tijd

De vader en de moeder zijn vreemden geworden. Ze beseffen niet wat er gaande is, ze herkennen hun omgeving niet meer. Marijke Hilhorst worstelt met het ontluisterende dementieproces bij haar ouders, maar verdiept zich tegelijkertijd in hun verleden. Uit tientallen losse scherven construeert ze een indrukwekkend beeld van hun leven en dood. En meer dan dat. ”De vader, de moeder en de tijd” is het portret van een generatie, van alle mensen die leven vanuit de vaste structuren van familie, buurt en kerk, terwijl hun kinderen zich daaruit losmaken.

Het begon met een anekdote uit de jaren vijftig, een herinnering die de moeder jaren later aan haar kinderen vertelde. „Ik had zin om dat verhaal op te schrijven, omdat het zo typerend is voor het leven van mijn ouders en hun generatie”, vertelt Marijke Hilhorst (1952). In haar boek laat ze de moeder zelf aan het woord: „Op weg naar de stoffenwinkel waar ik een lapje wilde gaan kopen om een bloes van te maken, bedacht ik het geld dat ik daarvoor nodig had uit te sparen door een paar weken geen worst te nemen. Maar vlak bij de winkel vond ik het zielig voor je vader, dus draaide ik om en ging naar de slager. Toen vond ik een rijksdaalder. Zomaar, op straat. Hij was van niemand. Nu kon ik én de worst én het lapje kopen. Zoveel geluk heb ik in mijn leven gehad.”

Op de dochter maakte het verhaal diepe indruk. „Ik vind het ontroerend, dat je zo lang kunt teren op een geluksmoment. Mijn moeder was –net als mijn vader trouwens– iemand die samenviel met het leven dat ze leidde. Veel mensen zijn jaloers, of ontevreden. Dat was zij niet. Ze kon het geluk tot op het laatste graantje rijst uitmelken. Die rijksdaalder vond ze eind jaren vijftig. Maar ze vertelde het ons begin jaren zeventig. Zo lang koesterde ze het. Ze had een talent voor genieten.”

Puzzel
Het verhaal van de rijksdaalder vormde de kiem voor Marijke Hilhorsts debuut ”De vader, de moeder & de tijd”, al dacht ze op het moment dat ze begon te schrijven nog niet aan een boek. „Ik maakte losse stukjes, voor m'n plezier. Vier ervan werden geplaatst in NRC Handelsblad, en daar kreeg ik veel reacties op. Twee uitgevers toonden belangstelling, maar ik had nog helemaal geen boek in m'n hoofd. Het heeft jaren geduurd voordat ik wist hoe ik het zou gaan opzetten. Uiteindelijk heb ik gekozen voor korte stukjes, die met elkaar een puzzel vormen. Als je die puzzel gelegd hebt, ontstaat er een beeld van mijn vader en moeder.”

Aanvankelijk beschreef Marijke Hilhorst alleen anekdotes uit het leven van haar ouders en grootouders. Gaandeweg kwam er een andere verhaallijn bij: haar verwerking van een steeds verdergaand dementieproces, eerst bij haar moeder, later ook bij haar vader. „Toen m'n moeder begon af te takelen, ben ik aantekeningen gaan maken. Dat ging eigenlijk vanzelf. Ik kom uit een groot gezin, met acht kinderen. Als ik iets bij m'n moeder deed, of met haar naar de dokter ging, maakte ik een verslagje voor de anderen. Daarmee had ik een basis voor de stukjes over de ziekte en dood van mijn ouders.”

Alzheimer
„Ik hoopte altijd dat ze heel oud zouden worden. Als je het leven van mijn moeder nagaat: hard werken –vanaf haar dertiende jaar–, niet te veel geld, acht kinderen... Dat vind ik een zwaar leven. Toen onze vader en moeder wat ouder werden, dachten we: Zij krijgen vrije tijd, en wij hebben geld. We maken een fondsje voor noodgevallen en voor leuke dingen, geld dat ze zouden kunnen besteden aan hulp in huis, of aan een reisje naar Zwitserland. En dan gaat mijn moeder dementeren!

Ze was net zestig toen ze de ziekte van Alzheimer kreeg. Vreselijk. Afschuwelijk. Ongelooflijk verdrietig. Ze werd echt iemand anders. Voor mijn vader was het heel moeilijk te begrijpen. Ze was dwars, ondeugend. Ze pakte stiekem chocolaatjes die ze niet mocht hebben, omdat ze suikerziekte had. Dan werd mijn vader kwaad – volkomen zinloos, want ze begreep er niets van. Ze werd er alleen maar verdrietig van, en stil.

In het begin merkte ze zelf dat er iets met haar gebeurde. Ze was angstig. De wereld werd vreemd, al het vertrouwde verdween. Het enige wat je kon doen, was: haar opvangen, kijken waar ze iets aan had, zoeken naar wat ze op dat moment nog leuk vond om te doen. Zingen hielp altijd erg goed.

Dat neemt niet weg dat het voor haarzelf en voor het hele gezin een groot lijden was. De verhoudingen draaiden om: wij werden de ouders, zij werd het kind. Ze was op den duur niet meer te vertrouwen met lucifers, ze werd vies, ze deed rare dingen. De ziekte van Alzheimer is ontluisterend. Voor ons was het ook zorgelijk dat mijn vader er helemaal niet goed op reageerde. Dan heb je nóg iemand om in het spoor te houden. Je raakt zelf geprikkeld, je denkt: Man, doe toch iets leuks met d'r! Maar hij maakte zich kwaad, en dan werd zij weer boos op hem. Soms stonden ze als twee kijvende kinderen tegenover elkaar.”

Evenwichtig
„Bij mijn vader had het dementieproces inmiddels ook ingezet, al hadden we dat toen helemaal niet door. Hij was een beetje in de war, maar we dachten dat het kwam door de zorgen om mijn moeder. Na haar dood moest hij vrij snel naar het verpleeghuis. Dus voor ons hield het eigenlijk niet op.

Mijn moeder is tot haar dood gewoon in het bejaardentehuis gebleven. Dat is heel anders dan op een afdeling met 24 dementen te zitten. Het personeel was heel vriendelijk, geduldig, lief, de patiënten zagen er nog steeds als persoonlijkheden uit, maar ze zaten wel op een stootvaste gesloten afdeling. Fascinerend om te zien, misschien, maar niet als je je vader daar moet achterlaten.”

De broers en zusters van Marijke Hilhorst reageerden zonder uitzondering enthousiast op ”De vader, de moeder & de tijd”. „Ze vonden het mooi, ontroerend. Tijdens het schrijven was ik er trouwens al van overtuigd dat dit boek geen aanleiding gaf tot verontwaardiging. Ik vind niet dat ik ontzettende geheimen verklap. Er staan misschien dingen in waarvan mijn ouders het minder leuk zouden vinden dat ze aan de grote klok worden gehangen, maar ik heb geprobeerd een evenwichtig boek te maken. Dat betekent dat je niet alleen maar leuke kanten laat zien en positieve dingen vertelt. Dan zou het een heel zoetsappig boek zijn geworden. Een mens is interessant door de conflicten die hij in zichzelf en met zijn omgeving heeft.”

Helpende hand
Hoeveel autobiografisch materiaal ze ook verwerkte, Marijke Hilhorst realiseert zich dat ze met haar boek geen pure geschiedschrijving biedt. „Je maakt keuzes. Dit vertel je wel, dat niet. Ik realiseer me dat ik míjn visie op de gebeurtenissen en de personen geef, niet die van mijn broers en zusjes. Dit boek gaat ook over de verhouding tussen mijn ouders en mij. Door het schrijven, door het ouder worden ga je dingen beter begrijpen, heb je er ook meer vrede mee.

Mijn vader heeft waarschijnlijk gedacht dat hij een goede vader was. Achteraf denk ik: daar had hij gelijk in. Ook al vond ik destijds veel dingen niet leuk. Ik kan me nu meer in hem verplaatsen. Hoe iemand is, is een kwestie van generatie, sociale klasse, karakter. Je kunt mensen niet echt veranderen. Dat klinkt misschien deterministisch, maar je ziet het toch om je heen? Ik ben soms driftig, ik raak snel opgewonden. Waarom dóé ik dat? vraag ik mezelf dan af. Maar het gebeurt telkens weer. Je kunt proberen dergelijke dingen niet te veel ruimte te geven, je kunt je daarin oefenen, maar je kunt niet wézenlijk veranderen.”

Geloof
De wereld waarin de vader en moeder van Marijke Hilhorst leefden, was een andere dan die van vandaag. „Dingen als kolenkachels, dat zijn gewoon rampen. Je moet houtjes en kolen sjouwen, en eindelijk heb je dan één plekje van de kamer warm. En als je voor een gezin van acht mensen moet wassen... Dat is vreselijk zwaar, en koud. Mijn moeder had op het laatst chronisch last van haar bovenarmen. En ze kon bijna nooit bij haar ouders op bezoek, ze was geïsoleerd van haar eigen moeder, broers en zusters – terwijl die nog geen 100 kilometer verderop woonden. O nee, we hebben 't nu enorm veel prettiger.

Vergeleken met vroeger is de wereld groter geworden, we weten precies op welk eilandje Öcalan zit, en wat er in Kosovo gebeurt. Als je al dat leed mee wilt nemen, als je denkt dat je 't op moet lossen, heb je 't zwaar. Dat moet je dus niet doen. In de eerste plaats moet je je bekommeren om je meest nabijgelegen taakje, heb ik van Multatuli geleerd. Je steekt een helpende hand uit, als je dat kunt, je houdt niet alles voor jezelf, je deelt je tijd, geld, aandacht.

Of dat iets te maken heeft met mijn katholieke opvoeding? Het is veel belangrijker geweest dat mijn vader en moeder zelf zo waren. Ik heb leren kijken. Op een treinstation kun je zes van de tien keer iemand helpen met koffers sjouwen, met in- of uitstappen. Als mijn buurvrouw ziek is, kook ik voor haar, of ga medicijnen voor haar halen. Wanneer mijn zusje naar het ziekenhuis moet, ga ik daar helpen – als ik kan. Ik vind dat je zo hoort te leven. Ik zeg niet dat het me altijd lukt om aardig en vriendelijk te zijn, maar ik doe wel m'n best. Ik ben van m'n geloof afgestapt, maar heb deze dingen niet losgelaten. Voor mij is het iets vanzelfsprekends, iets menselijks.”

Optimaal leven
„Die breuk met het geloof hebben mijn ouders een tijdlang vreselijk gevonden. Misschien hebben ze lang gedacht –en ook gebeden– dat we nog wel terug zouden komen. Ja, ze hebben er veel verdriet van gehad, denk ik. Maar ze zagen ook dat we er geen slechtere mensen, geen onaardiger kinderen door werden.

Bij mijn moeder merkte ik dat haar geloof wankelde toen ze haar zoon verloor. Dat vond ik heel erg, ik hoopte van harte dat ze die steun terug zou vinden. Bij haar begrafenis was ik blij dat de kerk voor zo'n gelegenheid rituelen beschikbaar heeft. Als je die niet hebt, mis je iets. Maar zelf haal ik mijn zingeving niet uit een geloof in een eeuwig leven zoals de kerk dat leert. Volgens mij leven mensen voort zolang ze herinnerd worden. Als mijn zusje tegen me zegt: Wat lijk jij op je moeder, dan ís ze er toch weer even?

Of ik daarom over mijn ouders schrijf? Het zou hoogmoedig zijn, als ik de hemel wilde evenaren. Misschien een beetje. Maar niet omdat ik niet geloof dat er een hemel bestaat. Ik denk ook niet dat je van het tegenovergestelde uit moet gaan. Ik vind dat je nú zo optimaal mogelijk moet leven.”